Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

De goede belijdenis - Basislessen deel 2


door Watchman Nee


Les 8. Openbare belijdenis



Het belang van openbare belijdenis

   De kwestie van het belijden moet bij jonggelovigen zo snel mogelijk onder de aandacht gebracht worden. Wanneer een persoon eenmaal zijn vertrouwen op de Here Jezus heeft gesteld, moet hij de Here belijden voor de mensen. Hij moet zijn geloof niet verbergen maar het in het openbaar belijden. Het belang van belijden wordt vermeld in de Bijbel, maar het wordt ook bevestigd in onze ervaring. Stel dat een baby na één, twee, of zelfs drie jaar nog geen geluiden maakt. Wat denkt u daar dan van? Wanneer het kind in zijn jeugd nooit praat, zal hij hoogstwaarschijnlijk voor de rest van zijn leven stom blijven. Als hij als kind geen ‘papa’ of ‘mama’ kan roepen, zal hij het waarschijnlijk nooit doen. Zo moet ook iemand die in de Here gelooft Hem direct belijden, anders zal hij vermoedelijk de rest van zijn leven niets zeggen.
We hebben nu al meer dan genoeg gezien van hoe mensen tien of twintig jaar christen kunnen zijn en toch nog stom zijn. Omdat ze zwijgen in de eerste en tweede week van hun christenleven blijven ze voor altijd zwijgen. De beste gelegenheid om de Here te belijden heeft men direct aan het begin van het christenleven. Als men direct begint, is de weg tot het belijden voor altijd geopend. Op het moment dat iemand in de Here gelooft, moet hij zichzelf dwingen meteen van de Here te getuigen, ook al vindt hij het moeilijk en merkt hij dat er nogal wat onwil bij hem aanwezig is. Hij moet de Here belijden ten overstaan van zijn vrienden en familie, anders zal hij voor de rest van zijn leven blijven zwijgen. We willen geen zwijgende gelovigen hebben; laten we daarom leren onze mond van het begin af aan open te doen. Ga en zoek een gelegenheid om onze Here te belijden. Belijden is iets groots voor jonggelovigen en het is ook erg nuttig. Wanneer het niet vanaf het begin wordt gedaan, zal het later bijna onmogelijk worden, tenzij de ziel door de speciale genade van God een opwekking krijgt. ‘(…) want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis’ (Rom. 10:10).
   De eerste helft heeft betrekking op God, terwijl de tweede helft betrekking heeft op mensen. Niemand kan zien of u al dan niet geloofd hebt; maar als u met waarachtig geloof tot God komt, dan zult u gerechtvaardigd worden voor Zijn aangezicht. Als u echter in uw hart gelooft maar het nooit met uw mond belijdt, dan zult u, hoewel u gerechtvaardigd bent voor Gods aangezicht, geen bevrijding van de wereld ervaren. De mensen van de wereld zullen u niet erkennen als een gered mens. Ze zullen u nog steeds zien als een van hen, want zij hebben nog geen verschil gezien tussen u en hen. Om die reden legt de Bijbel er de nadruk op dat men naast geloven met het hart ook met de mond moet belijden. Ik heb mensen gezien die eerst deden alsof ze christen waren en later bleek dat ze inderdaad echte christenen waren. In het begin was het bij hen een gemaakt geloof, maar toen ze opstonden en verklaarden: ‘Ik geloof in Jezus’, werden zij echte gelovigen! Velen die nog geen keuze gemaakt hebben, bezegelen hun geloof in de Here op het moment van hun belijdenis. Je kunt dit vergelijken met cement dat in het begin niets anders is dan een makkelijk rond te strooien poeder, maar al snel nadat het met water is vermengd, wordt het hard.
   Veel werkers kennen de ervaring van het bevestigd zien worden van het geloof van mensen doordat deze mensen zeiden: ‘Ik geloof.’ Bij het prediken van het evangelie helpen we de mensen door hun een zetje te geven en niet door aan hen te trekken. We moedigen hen aan om op te staan en te belijden: ‘Ik geloof in de Here Jezus.’ Wanneer iemand met de mond belijdt en met het hart gelooft, dan wordt hij een afgezonderd mens.


De voordelen van openbare belijdenis

   Een duidelijk voordeel van het in het openbaar belijden van de Here is dat de jonggelovigen zeer veel toekomstige problemen bespaard blijven. Als de jonggelovige zijn mond niet opendoet en zegt dat hij de Here Jezus volgt en nu het eigendom van de Here is, zal de wereld hem altijd blijven zien als een van hen. Bijgevolg zullen zij wanneer zij zich in sociale, zondige of vleselijke aangelegenheden storten, hem er altijd bij betrekken. Wanneer zij bijvoorbeeld gaan kaarten of naar het theater gaan, zullen ze hem vragen mee te doen. Waarom? Omdat ze hem zien als een van hen. Hij zal in zijn hart wellicht het gevoel hebben dat hij zich niet met hen moet inlaten omdat hij christen is, maar hij kan het niet weigeren omdat hij hen graag tevreden wil stellen.
   Zelfs al weigert hij het een keer, men zal het hem een tweede keer vragen. Iedere keer zal hij een excuus bedenken, maar het probleem blijft bestaan. Hoeveel beter zou het zijn als hij op de eerste dag meteen kleur bekende en zou zeggen dat hij een gelovige is. Na dit een of twee keer beleden te hebben, zijn alle toegangswegen voor de wereld afgesloten. Als een jonggelovige er niet in slaagt zijn mond open te doen en de Here te belijden, dan zal hij als heimelijk christen tien keer zoveel moeilijkheden krijgen als iemand die in het openbaar christen is. Hij zal ook tien keer zoveel verleidingen hebben.
   Hij zal niet in staat zijn zich te bevrijden van zijn binding aan menselijke genegenheden en relaties uit zijn verleden. Hij kan zich niet iedere keer als er iets te doen is, excuseren door te zeggen dat hij hoofdpijn heeft of dat hij het druk heeft. Het zou absurd zijn om iedere keer een excuus te hebben. Maar als hij direct op de eerste dag kleur bekent en zegt dat hij vroeger een zondaar was maar dat hij nu de Here Jezus aanvaard heeft, dan zullen al zijn collega’s, schoolkameraden, vrienden en familieleden zien wat voor persoon hij nu is en hem niet langer lastig vallen. De Here belijden verlost ons van veel problemen.


Het dilemma van het niet belijden

   Wanneer iemand de Here niet belijdt, dan zal hij in een moeilijke situatie terechtkomen. Veel van de mensen die in de Here geloofden in de dagen van Zijn verblijf op deze aarde, deelden dezelfde pijnlijke ervaring. Zoals we weten, werd de Here Jezus verworpen door de Joden. Het was een totale verwerping en Hij werd hevig vervolgd. Volgens Johannes 9 kwamen de Joden overeen dat als iemand Jezus als de Christus erkende, deze uit de synagoge moest worden verbannen (v. 22). In Johannes 12 staat dat veel van de Joden in de Here Jezus geloofden, maar daar niet voor uit durfden te komen om niet uit de synagoge te worden verbannen (v. 42). Zij geloofden in het geheim; ze durfden er niet voor uit te komen. Denkt u dat zij daar vrede mee konden hebben? Nee, want de Here belijden mag dan moeilijk zijn geweest; de Here niet belijden moet hen nog onrustiger hebben gemaakt. Wat was de joodse synagoge voor een plaats? Het was de plaats waar de Joden samenkwamen om op te staan tegen de Here Jezus. Het was de plaats waar zij hun plannen beraamden en waar zij samenzwoeren om de Here te kunnen grijpen. Hoe konden zij die werkelijk geloofden, tussen de mensen gaan zitten die plannen tegen de Here beraamden?
   Hoe moeten zij hun best gedaan hebben om hun mond te houden! Spreken was moeilijk, maar zwijgen was niet minder moeilijk. De situatie die we hier in de joodse synagoge zien, heeft zich vandaag de dag over heel de wereld verspreid. De mensen twijfelen nog steeds aan de Here en zij bieden nog steeds weerstand tegen Hem. Ze beschouwen Jezus van Nazaret als een raadselachtig persoon. Ze spreken slecht over Hem. Hoe kan iemand die het eigendom van de Here is in zo’n situatie nog luisteren naar hun geschimp en toch nog doen alsof hij bij hen hoort? Hoewel handelen zowel pijnlijk als moeilijk is, heeft de persoon voor het niét handelen alle kracht nodig die hij heeft. Is het niet zo dat hij in zijn hart wil belijden dat ‘de man Jezus’ de Zoon van God is op wie hij zijn vertrouwen gesteld heeft? Hoe kan het anders dan dat hij het innerlijk verlangen heeft om te zeggen: ‘Deze man heeft mij gered; of jullie nu wel of niet in Hem geloven: ik geloof in Hem.’
   Velen uit de oversten van de Joden geloofden in de Here Jezus, maar zij durfden helaas hun mond niet open te doen om Hem te belijden, omdat ze bang waren dat zij dan uit de synagoge zouden worden gebannen (Joh. 12:42-43). Waarom houdt u of wie dan ook de lippen stijf op elkaar? Is het omdat u de vriendschap met de wereld zoekt, of omdat u de waardering van uw familieleden niet wilt missen? Of zoekt u de eer van mensen, of een positie in deze wereld? Ik denk vaak dat die oversten van de Joden veel gelukkiger zouden zijn geweest als zij voor hun geloof in de Here uit waren gekomen en uit de synagoge gebannen waren. Wanneer u nog niet uw vertrouwen op de Here hebt gesteld, dan zal er niets verontrustends gebeuren. Maar als u een echte gelovige bent en toch nog doet alsof u genegenheid koestert voor de wereld, dan zal uw geweten u ongetwijfeld aanklagen. Hoe kunt u vrede hebben in uw hart als u mensen ziet zondigen, terwijl u zegt dat dit alles zeer interessant is? Laat mij u zeggen dat het een kwelling is voor iemand om hier doorheen te moeten gaan. Laten we eens een voorbeeld geven. Wat bent u voor een persoon als u tussen mensen kunt zitten die kwaadspreken over uw moeder, terwijl u doet alsof u het goed met hen kunt vinden en met hen om blijft gaan? Dat gaat tegen elk menselijk gevoel in. Kunt u dan zwijgen en geen woord spreken voor de Here, die Zijn leven voor u gaf om u te redden? Kunt u het achterwege laten van de Here te getuigen die u aanbidt en dient? Als dat mogelijk is voor u, dan kan de Here u niet gebruiken.


Een veranderd leven en belijdenis

   Veel jonggelovigen, vooral uit christelijke gezinnen, hebben verkeerde ideeën. Ze denken dat belijden met hun mond niet nodig is; wat werkelijk telt, is goed gedrag. Met andere woor-den: hun theologie is dat iemands leven moet veranderen, iemands gedrag moet veranderen; of iemands spreken veranderd is, doet niet echt ter zake.
   We zijn het met hen eens dat het geen zin heeft om met de mond te belijden als het leven niet veranderd is. Maar wij blijven zeggen dat een veranderd leven zonder een daarmee in overeenstemming zijnde verandering van spreken ook geen zin heeft. Een veranderd gedrag is geen vervanging voor het belijden met de mond.
   Jonggelovigen moeten de eerste de beste gelegenheid aangrijpen om op te staan en te belijden: ‘Ik heb geloofd in de Here Jezus.’ We moeten belijdenis afleggen met onze mond. Wanneer we dat niet doen, dan kan de wereld van alles en nog wat van ons denken. Sommigen kunnen gaan denken dat we teleurgesteld zijn en dat we daarom een pessimistische levenshouding hebben aangenomen. Anderen kunnen denken dat we gewoon genoeg hebben van de wereld; zij interpreteren ons op filosofische wijze zonder het ooit over de Here Jezus te hebben.
   We moeten daarom opstaan en hen de echte reden vertellen. Goed gedrag kan niet de plaats innemen van het belijden met de mond. Goed gedrag is noodzakelijk maar belijden is ook onmisbaar. Hoe goed iemands gedrag ook is: als hij geen getuigenis heeft afgelegd van zijn geloof in de Here Jezus, is zijn christen zijn een twijfelachtige zaak; vroeg of laat zal hij in de draaikolk van de wereld worden gezogen. In mijn vele jaren van werken voor de Here heb ik vaak mensen horen zeggen: als iemands gedrag goed is dan hoeft hij zijn mond niet open te doen; een goed leven is essentieel. Maar dit verschaft iemand een mogelijke uitvlucht; zeker, niemand zal wat negatiefs zeggen over zijn goede gedrag, maar er zal ook niemand wat tegen hem zeggen als zijn gedrag slecht is. Als hij was opgestaan en gezegd had dat hij een christen was, dan zou de wereld op het moment van zijn falen tegen hem opstaan en hem beschuldigen.
Vasthouden aan goed gedrag zonder belijdenis verschaft iemand in wezen een excuus voor eventueel toekomstig slecht gedrag, en het zorgt er ook voor dat hij niet bekritiseerd wordt. Sommigen zijn bang om de Here te belijden uit angst dat zij niet tot het einde toe vol kunnen houden. Zij zijn bang om uitgelachen te worden als ze na drie of vier jaar geen christen meer zijn. Daarom wachten ze liever een paar jaar; als ze dan bewezen hebben waardig te zijn, willen ze de Here belijden. Tegen deze mensen willen we zeggen: als u de Here niet durft te belijden omdat u bang bent dat u zult vallen, dan zult u zeker vallen.
   Waarom? Omdat u de achterdeur opengelaten hebt; u hebt zich al voorbereid op de dag van uw val. Het is veel beter dat u opstaat en belijdt dat u van de Here bent, want daarmee sluit u de achterdeur en maakt u het moeilijker terug te keren. U hebt dan meer kans om voorwaarts te gaan in plaats van terug te gaan. U kunt dan verwachten dat u voorwaarts zult gaan. Wanneer iemand wacht tot zijn gedrag beter is alvorens hij de Here gaat belijden, dan zal hij hoogstwaarschijnlijk nooit zijn mond opendoen. Hij zal zwijgen, zelfs wanneer zijn gedrag goed geworden is. Het is moeilijk de mond open te doen als men dat niet van het begin af aan doet. Eén ding moet ons echter tot troost zijn, en dat is dat God zowel de God is die ons bewaart als de God die ons redt. Wat is gered worden? Het is als het kopen van iets. Wat is bewaard worden? Het is als iets in je handen vasthouden.
Wie koopt er ooit iets om het daarna weer weg te gooien? Als u een horloge koopt, dan doet u dat omdat u hem wilt gaan gebruiken. U koopt hem niet om hem weg te gooien. Zo is het ook met God. Als God ons koopt, dan doet Hij dat om ons te houden. God verlost ons om ons te houden. Hij zal ons bewaren tot die dag. Hij heeft ons zo lief dat Hij Zijn Zoon voor ons gegeven heeft. Als Hij niet van plan was geweest om ons te houden, dan zou Hij nooit zo’n immens hoge prijs hebben betaald. Bewaren is Gods doel; bewaren is Gods plan. Wees niet bang om op te staan en de Here te belijden. U hoeft zich geen zorgen te maken over de dag van morgen, dat zal God wel voor u doen. Alles wat u moet doen, is eenvoudigweg opstaan en zeggen dat u God toebehoort. Vertrouw uzelf gewoon aan Hem toe. Hij weet wanneer u hulp nodig hebt en Hij zal u troosten en u bewaren. Wij verkondigen met het grootste vertrouwen dat God degenen die Hij gered heeft ook bewaart. Verlossing zou van geen betekenis zijn als het niet gepaard zou gaan met bewaring.


Een reden om niet te belijden

   Waarom belijden wij de Here niet? Naast de reden die we al genoemd hebben, de angst om het niet vol te kunnen houden tot het einde, is angst voor mensen de meest voorkomende reden. Veel christenen hebben wel degelijk een verlangen om op te staan en de Here te belijden, maar als ze naar de gezichten van de mensen kijken, durven ze niets meer te zeggen. Een blik op de gezichten van hun ouders of van hun vrienden doet hen aarzelen. Ze hebben last van mensenvrees en daarom durven ze hun mond niet open te doen. Het kan ook zijn dat ze van nature wat schuchter zijn. Voor hen geeft het opstaan en tegen de mensen zeggen: ‘Ik geloof in de Here Jezus’ hun het gevoel alsof men hen van het leven berooft. Zulk een angst is echt een hindernis in het geestelijk leven.
   ‘Vrees voor mensen spant een strik’ (Spr. 29:25). Als men bang is, komt men in een strik terecht. De angst zélf is een strik. Het is een strik die door de persoon zelf wordt gelegd, door de angst die in hem aanwezig is. Laat zo iemand beseffen dat degene voor wie hij bang is misschien wel wil horen wat hij te zeggen heeft; en zelfs al wil hij het niet horen, dan hoeft hij toch nog niet zo bang te zijn als hij dacht dat hij was.
   Ik herinner me de volgende geschiedenis: er waren eens twee mannen die beiden in dezelfde fabriek werkten. Een van hen werd gered. Nu waren beide mannen zeer schuchter. Degene die gered was, durfde niet tegen de ander te vertellen dat hij gered was, terwijl de ander het maar niet op kon brengen te vragen aan degene die gered was wat er was gebeurd, hoewel hij kon zien dat hij vergeleken met vroeger anders was geworden. Ze deelden dezelfde tafel op het werk. Ze zagen elkaar dagelijks, maar de ene durfde het niet te zeggen en de ander durfde niets te vragen. Op een dag kon degene die tot geloof was gekomen het niet langer verdragen. Dus ging hij na veel gebed naar zijn vriend, nam zijn hand in de zijne en zei: ‘Ik ben erg verlegen. Gedurende drie maanden durf ik je al iets niet te vertellen. Nu wil ik je vertellen dat ik in de Here Jezus geloof.’ Hij werd helemaal wit in zijn gezicht toen hij sprak. Zijn vriend zei: ‘Ik wil je al drie maanden vragen wat er is gebeurd.’
   Wie vrees heeft voor mensen komt in een strik terecht. Hij moet zich realiseren dat terwijl hij bang is voor anderen, deze anderen waarschijnlijk ook bang zijn voor hem. Een jonggelovige hoort geen mensenvrees te hebben. Allen die God volgen, moeten vrij van angst zijn. Als er angst is, kan men geen goed christen zijn en kan men ook God niet dienen. Wij moeten moedig de Here belijden, zowel in onze privé-omstandigheden als in het openbare leven. We moeten jonggelovigen van het begin af aan helpen deze weg te gaan.


Belijden neemt het schaamtegevoel weg

   Mensen zijn niet alleen bang, ze zijn soms ook verlegen. Ik denk dat veel van Gods kinderen een onnodig gevoel van schaamte hebben tegenover de wereld. Waarom zouden wij ons schamen als wij belijden dat wij christen zijn? Dit soort onredelijke gevoelens moet volledig worden afgelegd. Laten we dit probleem oplossen door twee punten te overdenken. Het eerste punt is dit: toen de Here Jezus aan het kruis werd gehangen, droeg Hij zowel onze schande als onze zonden.
   De Bijbel zegt duidelijk dat Hij te schande werd gemaakt, dat Hij voor schut werd gezet. Hij werd op Golgotha vernederd door de soldaten. Als wij lijden doordat wij voor schut gezet worden door de mensen, dan komt ons dat rechtens toe. Alle ‘dodende slagen’ die wij vandaag van de mensen ontvangen, kunnen nooit worden vergeleken met de schande die de Here moest ondergaan aan het kruis. Laten we ons niet verbazen als we moeten lijden onder schaamte en schande, want dat is het deel van allen die de Here toebehoren. Het tweede punt is: de wereld zou zich moeten schamen en niet wij.
   Er is een gedicht dat als volgt gaat: ‘Kan een bloem zich schamen voor de zon?’ Zoals een bloem zich opent voor het zonlicht, zo zullen wij de Here belijden. De wereld moet zich schamen en niet wij. Kunnen wij ons schamen voor het belijden van degene die ons zo genadig gered heeft? Kunnen we dat echt? De bloemen kunnen zich toch ook niet schamen voor de zon die hen in leven houdt? Hoe kunnen wij Hem die ons geholpen heeft en ons in de hemel heeft gebracht verloochenen?
   Beschouwen wij al de genade die Hij ons gegeven heeft als verachtelijk? De Here heeft zoveel voor ons gedaan; is het een schande om Hem te belijden? Nee, wij kunnen en mogen ons absoluut niet schamen om Hem te belijden. Ja, het is waar wat het gedicht zegt: de wereld moet zich schamen en niet wij. Ook wij verklaren dat de wereld voor altijd verachtelijk is en zich moet schamen. Vandaag leven de mensen van de wereld in zonde, maar wij zijn er God zij dank van gescheiden. Zij - niet wij - volgen de lusten van het vlees. Zij zijn gebonden, wij zijn vrij. Zij doen in het verborgene de schandelijke dingen die wij verworpen hebben. Zij volgen de boze geest die in hen werkt, maar wij zijn volledig bevrijd. Dus rust de schande op hen en niet op ons.
   In het belijden van de Here zit niets om u voor te schamen; het is veeleer een vreugdevol en glorieus iets. Wat de toekomst betreft: de mensen van de wereld zullen gestraft worden. Ze zullen ver van het aangezicht van de Here en van de heerlijkheid Zijner sterkte verwijderd zijn en met het eeuwige verderf worden gestraft. Maar wij die het Lam volgen, zullen voor altijd bij Hem zijn. Hoe verkeerd is het van de mensen om schande op ons te laden. Op hen rust de schande, niet op ons. Wij moeten vrijmoedig opstaan en verklaren dat wij blij zijn dat wij bij God horen en dat het iets glorieus is om bij Hem te horen. Waarom waren de oversten in Johannes 12 bang om de Here te belijden? Omdat zij meer gesteld waren op de eer van mensen dan op de eer van de levende God (v. 43). Ze waren terughoudend omdat zij de eer van mensen zochten.
   Allen die de Here willen volgen, moeten noch bang noch beschroomd zijn. Als licht schandelijk is en duisternis glorieus; als heiligheid schandelijk is en zondigen glorieus; als geestelijk zijn schandelijk is en vleselijkheid glorieus; als het volgen van de Here schandelijk is en menselijke ontluistering glorieus, dan kiezen we liever de schande. Laten wij als Mozes zijn en de smaad van Christus groter rijkdom achten dan de eer van mensen.


De waarheid is absoluut

   Een ander punt dat we nog moeten noemen, is dat de synagoge veel vertegenwoordigt. Waarom durven zovelen niet te belijden? Om de eenvoudige reden dat zij zowel Christus als de synagoge willen hebben. Als zij Christus niet willen hebben, is weigeren te geloven het enige dat zij hoeven te doen; als ze de synagoge niet willen, kunnen ze eenvoudig de Here belijden. Maar wanneer ze beide willen hebben, dan houden ze hun mond dicht. Van twee walletjes willen eten openbaart een gebrek aan absolutisme. Of we nu wel of niet door de wereld worden vervolgd, laten we toch de Here danken.
   We moeten niet vasthouden aan de synagoge en de Here niet durven te belijden zoals die oversten, van toen. Laat me u één ding vertellen: als iedereen in de Gemeente zich net zo zou gedragen als die oversten dan zou er vandaag geen christendom zijn. De synagoge zou bewaard blijven, maar we zouden geen Gemeente hebben. Als Petrus en Paulus en Luther naar huis waren gegaan zonder een woord te zeggen over hun geloof in de Here, dan zouden ze zonder twijfel minder problemen hebben gehad; maar waar zou de Gemeente dan zijn vandaag? Een kenmerk van de Gemeente is zowel het vrijmoedig de Here belijden alsook het geloven in Hem.
   Gered zijn betekent meer dan alleen geloven; belijden is er ook bij inbegrepen. Dit belijden van de Here is zeer belangrijk in het christendom. We moeten hardop de Here belijden anders zal er geen christendom meer zijn! Het Woord van God is duidelijk: ‘(…) want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis’ (Rom. 10:10). In de Gemeente moet niet één gelovige deze weg van het belijden bewandelen, maar álle gelovigen. We moeten ervoor zorgen dat niemand hierin tekortschiet. De Gemeente zal sterk zijn als iedereen zijn geloof belijdt; zo niet, dan zal zij zwak zijn.


Onze belijdenis en die van de Here

   ‘Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook Ik belijden voor Mijn vader, die in de hemelen is’ (Matt. 10:32). Wij danken de Here ervoor dat Hij ons in de toekomst zal belijden als wij Hem vandaag belijden. Vandaag belijden wij Hem als Jezus Christus, de Zoon van de levende God, ten overstaan van de mensen die als het gras op het veld zijn, maar op de dag waarop onze Here terug zal komen zal Hij ons belijden voor Zijn Vader en voor Zijn engelen in de heerlijkheid. Als wij het nu moeilijk vinden om Hem te belijden, zal Hij het dan moeilijk vinden om ons op die dag te belijden? ‘Maar al wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal ook Ik verloochenen voor Mijn vader, die in de hemelen is (Matt. 10:33). Hoe groot is het contrast! Als wij het lastig vinden om voor de mensen te belijden dat wij een man hebben die boven alle mensen verheven is, een man die waarlijk de Zoon des mensen is, hoe zal Hij ons, armetierige mensen, dan kunnen belijden voor Zijn Vader wanneer Hij zal komen in heerlijkheid met Zijn engelen? Dit is een ernstige zaak. Besef alstublieft dat vergeleken met Zijn belijden van ons op die dag, ons belijden van Hem in het geheel niet moeilijk is.
   Dat Hij ons belijdt, is een mysterie, want wij zijn slechts verloren zonen die terugkeerden naar huis. Wij hebben absoluut niets in onszelf. Laten wij, omdat wij weten dat Hij ons op een dag zal belijden, Hem daarom des te vuriger belijden. Petrus was een heldhaftig mens, iemand die de eerste plaats onder de mensen wilde hebben. Hij durfde alles. Hij was een held. Maar op een bepaalde dag was hij zo stil als een muis. Als reactie op een eenvoudige vraag verloor hij de moed en durfde hij de Here niet te belijden. Hij durfde de Here niet te belijden tegenover een slavin, iemand die zelf niet vrij was. Wat onredelijk van Petrus, de natuurlijke held en leider, om te vluchten zelfs nog voordat er een zwaard was getrokken, om bang te zijn voordat iemand zijn leven wilde nemen, en om te beven en te vloeken in de tegenwoordigheid van een slavin! Wat een schande voor Petrus, het was een schande dat hij zo vloekte.
   Allen die niet de moed hebben om hun mond open te doen, moeten zich schamen. Heerlijkheid is voor degenen die de Here Jezus door vuur en water heen durven te belijden. Niets op aarde is lovenswaardiger dan zo’n belijdenis. Gegeseld worden, in het vuur worden geworpen, of in de leeuwenkuil worden geworpen, en dan toch nog belijden: ‘Ik hoor bij Jezus van Nazaret’ - dat is het heerlijkste wat men op aarde kan aanschouwen. Het is een schande voor een gelovige als hij de Here Jezus niet belijdt voor de mensen. Zo iemand is absoluut onbruikbaar. Hij zal walgen van zichzelf en erkennen dat zijn gedrag schandelijk is. Het is onze hoop dat jonggelovigen van het begin af aan durven te belijden wie ze zijn. Probeer nooit een verborgen christen te zijn. Als jonggelovigen de weg van het belijden goed bewandelen, dan zullen ze bruikbaar worden voor God. Moge God ons verder leiden.