Niemand anders dan Jezus alleen (hoofdpagina)
Recensie door ds. Jenno Sijtsma (12 april 2023)
Deze indrukwekkende biografie doet je als lezer soms stilstaan bij alle verbijsterende informatie die op je af komt. Het is een verhaal dat op vele bladzijden beklemmend en soms beangstigend overkomt. Wat is namelijk het geval: de auteur ontving op zijn vijfentwintigste levensjaar zijn artsenbul en twee maanden later trad hij in het huwelijk. Je zou verwachten dat het voor hem veel vreugde en geluk betekende, maar het tegenovergestelde was het geval: er heerste in hem een moordend doodsbewustzijn, waardoor hij ook in contacten met anderen zeer eenzaam was. Hij had van jongs af aan angst voor andere kinderen, zijn vader en meerdere onderwijzers. De kinderen op school pestten hem voortdurend. Hij haalde hoge cijfers maar was niet gelukkig in zijn vak. In drie jaar tijd na zijn huwelijk onderging hij een intensieve psychotherapie bij twee psychiaters en de oorzaak van zijn houding leek te bestaan in afwijzingspijn, met name ten opzichte van zijn vader. Zijn vrouw en schoonmoeder hadden het goede (!) idee een magnetiseur in te schakelen, maar na drie maanden was er geen enkele vooruitgang geboekt. Hij hield het vol vijf jaar als arts te werken bij de Bedrijfsgeneeskundige Dienst, maar stortte daarna in en kwam in de WAO. De enige mogelijkheid om uit het doodsbewustzijn te komen, leek hem radicaal te breken met alle contacten. Zo beëindigde hij zijn werk en zijn huwelijk. Hij ging de boeken van paragnost Van der Zeeuw lezen en ‘zonder het te vermoeden liet hij zich in met een wereld die door God verboden was’. In die tijd bleek de gave van heldervoelendheid in bijzonder sterke mate zich bij hem te ontwikkelen, naast het vermogen te kunnen magnetiseren. Hij kreeg op de gekste momenten wurgneigingen in zijn linkerhand en was wanhopig hoe hij het moordende doodsbewustzijn kwijt kon raken. Intussen kreeg hij ruzie met iedereen om hem heen en raakte hen allemaal kwijt. Er kwam op een gegeven moment een sterk verlangen een einde aan het leven te maken …
Wat er in de jaren daarna met hem gebeurde, zal ik u besparen. Het was een tijd van een negatief zelfbeeld, depressies en zelfs een coma gedurende vijf dagen (een bijna geslaagde zelfmoordpoging). Daarna een opname in een psychiatrische inrichting en diverse keren in het ziekenhuis. Hij kwam er meer en meer achter dat het paranormale niet goed voor hem was en dat het rijk der duisternis enorm goed georganiseerd was. Wanhopig zocht hij in contact te komen met de Man aan het kruis, Jezus, maar hoe hij ook bad, het contact kwam niet tot stand. Toen de zelfmoordtrein op het punt stond om in de afgrond te storten, greep … Jezus in; in een christelijk vakantiehuis wist hij ineens: hier is Hij die ik al die jaren zocht. Een diepe vrede maakte zich van hem meester. In de eetzaal zag hij een groot bord met de tekst: ‘Christus is het Hoofd van dit huis, de onzichtbare Gast bij iedere maaltijd, de stille Toehoorder van ieder gesprek.’ Toen die avond de tekst uit Openbaring 1:9-20 werd gelezen en besproken, ervoer hij: het was echt waar: Jezus was hier! Jezus werd nadat hij enkele dagen later zijn zonden beleed en geloofde dat Hij zijn zonden weggedragen had op Golgotha zijn Heiland en Leidsman. Zijn leven veranderde radicaal. Na het belijden van zijn zonden was er sprake van een opzienbarend beeld waaruit duidelijk werd waar het doodsbewustzijn vandaan kwam. Er was een onwaarschijnlijk wonder gebeurd. Voor het eerst na die vreselijke zoektochten van vele jaren brak het licht in zijn leven door.
Het boek laat een diepe indruk achter en is door alles heen een waarschuwing je niet in te laten met het paranormale. De satan heeft een perfect georganiseerd leger van duistere trawanten die het op de vrede en het welzijn van mensen voorzien hebben. Alleen Jezus kan redding uit de duisternis van veler leven brengen: zoek Hem op, maak Hem tot de Redder en Leidsman, aanbid Hem elke dag en maak dat je levensreis een weg is met een doel: opname in Zijn Koninkrijk.
Recensie door Evelien de Nooijer Alting, voor Over boeken en zo (15 maart 2023)
Omdat ik ruim tien jaar geleden een boek van drs. Ruud van der Ven heb gerecenseerd, Genezing uit het Oosten: alternatieve therapieën getoetst (2011), vroeg Uitgeverij Maatkamp twee nieuwe uitgaven van deze schrijver te bespreken, wat ik graag doe. Niemand anders dan Jezus alleen is een heruitgave uit 1993, waarin de occulte kant van het new-agedenken, dat voor mijn gevoel inmiddels wel weer wat op zijn retour is, een grote rol speelt. In de jaren negentig was er veel aandacht voor ‘het paranormale’. Het waren de hoogtijdagen van het medium Jomanda en het televisieprogramma ‘Tineke en de paranormale wereld’. Maar van het occulte werd niemand gelukkig. Zie bijvoorbeeld de onlangs in het Nederlands vertaalde, briljante maar macabere roman Beyond Black (2005) van Hilary Mantel. Ook een groot schrijver als Michel Houellebecq maakte in Elementaire deeltjes (1998) brandhout van de new-age-industrie. Zie eveneens de woordeloze documentaire Nu verandert er langzaam iets over de toch best wel bizarre en handenvol geldverslindende coachings- en trainingscultuur. Onderzoek alle dingen en behoud het goede, zou ik zeggen. Het autobiografische Niemand anders dan Jezus alleen is een buitengewoon emotioneel verslag, dat leest als een horrorfilm. Je kunt gerust stellen dat Ruud van der Ven voor hij christen werd, existeerde als een ‘zombie’: ‘(...) Negenendertig jaren van zijn leven waren ondergedompeld in de dood. Hij ervoer geen leven, stond erbuiten als een toeschouwer (...).’ Ik waarschuw maar even van tevoren: ik denk niet dat dit een verhaal is voor iedereen. Al loopt het wel goed af.
‘Sterk als de dood is de liefde’luidt de wat geheimzinnige bijbeltekst uit Hooglied 8 vers 6. Eros en thanatos. Je zou het zo boven het levensverhaal van Ruud van der Ven (1950, gepensioneerd huisarts) kunnen zetten. Hij maakt op mij een hoogbegaafde en hooggevoelige indruk. In de inleiding vertelt een psycholoog over Van der Vens schrijnende contactstoornis als kind: ‘(...) Eigen initiatieven of activiteiten waren dood. Hij deed wat anderen volgens hem wilden dat hij deed. Wat volgens hem zijn vader wilde dat hij deed. Als manier om zijn liefde ook te winnen? Daar had hij alles voor over (...).’ Een en ander maakte dat Van der Ven op school genadeloos werd gepest, waardoor hij nog mensenschuwer raakte dan hij al was. Hij bestempelde zichzelf eertijds als een ‘dooie diender’. Het doet me direct aan Een leeg kasteel, het ooit door mij besproken verhaal van Laura Dijksman Hurt denken. Van der Ven kon goed leren en stortte zich op zijn studie: ‘(...) Er werd gesproken over een geblokkeerde emotionele wereld bij mij - ik was te verstandelijk bezig geweest (...).’ Op zijn vijfentwintigste kwam hij in bezit van zijn artsenbul en trouwde hij. Voor de buitenwereld had hij álles mee. Toch kon hij tegen de tijd dat hij dertig was en drie jaar psychotherapie achter de rug had, niet verder: ‘(...) Ik functioneerde als een robot (...).’ Hij besloot al zijn schepen achter zich te verbranden en een nieuwe start te maken. Hij scheidde van zijn vrouw, kapte met zijn baan als bedrijfsarts en stapte, zoals hij het noemt, op ‘de trein van new age’. Vervolgens beschrijft hij de 31 ‘stations’ die hij aandeed.
Een zoektocht naar zijn ‘ware zelf’ oftewel ego komt op gang door het lezen van De positieve kracht van dromen van Ann Faraday, waarin wordt uitgelegd hoe je via dromen in contact kunt komen met je onderbewuste. Van der Ven lijkt zijn onderbewuste voor honderd procent te vertrouwen en geeft zich er met huid en haar aan over. Hij meent het advies tot echtscheiding uit een droom te kunnen opmaken, laat zijn geliefde in de steek en gaat naar aanleiding van het lezen van een paar boeken van zenleraar Karlfried Durckheim (1896-1988) naar Duitsland, om therapie bij hem te volgen. Hij ondergaat daar onder andere een verblijf in een Japanse satoritank, een soort veredelde grafkist, waarbij hij een uittredingservaring opdoet. Menigeen noemt dat uiterst riskant, omdat je zonder gids ‘de weg terug’ soms niet meer vindt. Via de boeken van paragnost Gijsbert van der Zeeuw (1912-1981) komt hij in de nog boeiender wereld van het paranormale terecht. Van der Ven ontwikkelt zélf helderziende en heldervoelende gaven: ‘(...)Het leek erop alsof mijn derde oog geopend werd (...).’ Wat betreft zijn altijd aanwezige ‘doodsbewustzijn’ meent Van der Zeeuw dat dit komt doordat hij zich chronisch ‘buiten zijn lichaam’ bevindt. Dat moet hij afleren, omdat het gevaarlijk is (maar hoe?). ‘Boze geesten’ willen zich in lege lichamen dringen. Ondertussen leert Van der Ven hoe hij met zijn linkerhand pijn bij anderen kan ‘overnemen’, waardoor hij na een behandeling dus zelf met de brokken zit. Hetzelfde fenomeen kwam ik tegen in een roman van Machteld Siegmann, Wachter op de morgen, dat wij onlangs op een leeskring lazen. Achteraf beseft Van der Ven dat het dezelfde hand is die op achtjarige leeftijd gemagnetiseerd werd door een ‘wrattenwegbidder’. Zijn de problemen toen begonnen? Tijdens zijn co-assistentschap chirurgie noemde een Chinese assistent-chirurg het zijn ‘moordenaarshand’, wat hem indertijd hevig schokte. Het is ook de hand waar hij soms ‘wurgsensaties’ in voelt, waardoor hij liever bij mensen uit de buurt blijft, omdat hij bang is zijn impulsen niet te kunnen beheersen. Van der Ven zegt achteraf dat in deze periode zijn veel te lang onderdrukte gevoelsleven doorschoot: ‘(...) Lange tijd zou mijn gevoelskant overheersen. Al mijn emoties zouden na deze ontremming doorslaan (...).’
Hij begint zich bezig te houden met bio-energetica, een lichaamsgerichte therapie van Alexander Lowen. Om schoon schip te maken moeten alle negatieve emoties eruit. Dat neemt Van de Ven erg letterlijk. Hij tiert en schreeuwt tegen iedereen waar hij wat tegen heeft. In heden en verleden. Mensen van vroeger belt hij op om ze alsnog de huid vol te schelden. Hij maakt ruzie met de buren, de groenteman, de melkboer, de slijter, de postbode. Kortom, hij moet veranderd zijn in een verschrikkelijke engerd, waar iedereen met een grote boog omheen loopt. Hij verliest hierdoor zijn nieuwe vriendin en alle kennissen en familie die hij nog heeft: ‘Het was alsof ik een zelfvernietigend programma in mij meedroeg voor het stukmaken van contacten die goed waren voor mij; een programma dat echte liefde van anderen voor mij door allerlei negatieve acties verpestte en ongedaan maakte.’ Zijn verlatenheid drinkt hij weg met enorme hoeveelheden alcohol. Reïncarnatietherapeuten maken zijn leven alleen nog maar zwaarder, doordat hij zijn lot uit vorige levens ook nog eens mee moet torsen. En doorwerken. Via een boek van Pieter Langedijk, ‘Gevoelige mensen’, ziet hij in dat hij een open huis is voor derden: ‘In het contact met anderen was ik eigenlijk niet in staat mij af te sluiten voor de energieën van boosheid, ziekte en leegte van anderen.’ Gestalttherapeuten manipuleren hem. In anderhalf jaar groepstherapie onder leiding van een vriendelijke psychiater leert hij uiteindelijk zijn driftbuien onder controle te krijgen en weer op een positieve manier verbinding te maken met zijn omgeving. Als hij klaar is helpt de huisartsenregistratiecommissie hem zijn oude vak weer op te pakken.
Maar als hij alleen is, voornamelijk in de weekenden, blijft hij veel drinken om ‘het duister’ waardoor hij zich belaagd voelt, op een afstand te houden. Niemand heeft iets in de gaten. Als zijn moeder overlijdt, zit hij samen met zijn broers en zussen om haar bed, en krijg je het idee dat de familie een warme eenheid vormt. Als Van der Ven even daarna ziek wordt, wat een onzichtbare ‘gids’ hem al had ‘doorgegeven’, en in het ziekenhuis belandt met longembolieën, is er echter niemand die hem op komt zoeken. Hij vertelt dat hij zich in deze uiterste eenzaamheid voor het eerst aangeraakt voelt door Jezus. Weer thuis ontmoet hij even daarna bij vrienden iemand die hem introduceert bij een sekte in Würzburg (Duitsland): Universelles Leben. Zij beschikken over een natuurgeneeskundige kliniek waar ‘christen-Ärzte’ werken. Van der Ven heeft veel kennis inzake iriscopie, acupunctuur en planten- en kruidengeneeskunde. Echter, Universelles Leben geloofde niet in de waarheid van de Bijbel ‘omdat deze door mensen was geschreven in een oude, voorbije tijd’. In plaats daarvan is er een profetes door wie elke vrijdagavond om acht uur God de Vader en Christus persoonlijk spreekt. Van der Ven verscheurt zijn Bijbel. Wat is het christendom zonder Bijbel? Het is niet te bevatten, maar zelfs een superintelligent persoon als hij, gelooft alles wat hem op de mouw wordt gespeld. Wederom laat hij alles achter zich en gaat naar Duitsland, waar niemand op hem zit te wachten. Integendeel.
Afgewezen en weer thuis, wordt hij suïcidaal. Krijgt het gevoel ‘overgenomen’ te worden. Denkt dat hij ‘knettergek’ is. Psychiatrische hulp houdt hem andermaal overeind. Omdat de stress van een huisartsenpraktijk hem te belastend lijkt, legt hij zich toe op de natuurgeneeskunde. Tijdens zijn stages komt hij in aanraking met paragnosten waartegen hij intuïtief een weerzin voelt. Toch gaat Van der Ven met hen in zee. Uiteindelijk verwerft hij als natuurgeneeskundige een zelfstandige praktijk. Het probleem is dat hij niet gelooft in zijn eigen behandelingen. Hoe ‘gespleten’ kun je zijn?! Ondanks alles maakt zijn praktijk een bloeiperiode door en loopt vol. Hij werkt steeds weer zo hard tot hij instort en in het ziekenhuis belandt. Eerst vanwege een te laag bloedsuikergehalte, een paar keer vanwege hartproblemen, en ten slotte vanwege een zelfmoordpoging, wat rond gaat als een lopend vuurtje. Dat brengt hem terug bij af. Patiënten beginnen hem te mijden. Hoewel hij regelmatig naar een kerk gaat om meer over Jezus te horen, laat hij zich toch door vrienden overhalen om een bezoek te brengen aan het Ramala Centrum in Glastonbury, waar de Indische goeroe Sai Baba wordt vereerd. Thuis bereiden zijn vrienden zich ondertussen voor op de ‘eindtijd’. Evenals Van der Ven verwacht een vriendin een grote overstroming, waardoor de helft van Nederland onder water komt te staan en een duistere periode zal aanbreken: ‘Om te overleven had zij op haar zolder matrassen, dekens, zaklampen, kaarsen en lucifers, blikken voedsel en water opgeslagen. Als arts had ik een enorme voorraad medicamenten klaargemaakt om de grootste angst en paniek in de fase van diepe duisternis te overbruggen: vele ampullen Librium en Morfine.’ Marjon Duintjer vertelt in haar roman We zijn verdwaald dat haar vader, die ook zijn geluk bij Oosterse goeroes zocht, dezelfde overtuiging deelde. Ondertussen menen legio christenen anno 2023 eveneens dat we ons naar Argameddon reppen. Soms vraag ik me af hoe ‘christelijk’ dat is.
Gek genoeg maakt Van der Ven juist in het Ramala Centrum een uitgesproken en definitieve keuze voor Jezus Christus. Hij zegt tegen de mensen daar dat hij niet gelooft dat Jezus, evenals Sai Baba, één van de vele verlichte meesters is, wat hem niet in dank wordt afgenomen. Terug in Nederland komt hij in een Baptistengemeente terecht, waar een psycholoog hem een bezoek aan een christelijk vakantiepark aanraadt. Daar gaat wat hij noemt ‘het licht aan’. Een radicale bekering brengt een ‘nieuwe manier van denken’ op gang. Wat alles zo moeilijk maakt, is dat er in de paranormale wereld gewerkt wordt met pseudochristussen en andere ‘lichtwezens’, vertelt Van der Ven: ‘Alleen de Here Jezus uit de Bijbel is de ware Christus. Alle andere christussen zijn vals.’ Even verder: ‘(...) de echte Christus kan pas ontmoet worden in en door Gods Woord.’ [De recensent beveelt aan het einde van haar recensie in twee zinnen Jos Douma aan, maar de auteur en de uitgever zouden dat niet doen, omdat hij in onze ogen onbijbelse meditatieve oefeningen aanbeveelt zoals lectio divina, zodat die laatste aanbeveling op deze plek is weggelaten].