Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.



Sterven om te leven

door Jessie Penn-Lewis


Hoofdstuk 3




Hoe diep mag het kruis gaan?

‘Want de Geest doorzoekt alle dingen, zelfs de diepten Gods’ (1 Kor. 2:10)

Het thema van Romeinen 6 kan omschreven worden als ‘de tweevoudige boodschap van het kruis.’ Een boodschap die kan worden samengevat in de twee fundamentele feiten die de apostel Paulus in relatie tot Golgotha heeft verkondigd: (1) Christus stierf en (2) wij stierven. De heerschappij van de dood over heel de mensheid is het bewijs van de val van de mens. De dood kwam door de zonde in de wereld. In Romeinen 5 wordt ons verteld dat Christus een plaatsvervangende dood voor ons stierf, opdat wij deel zouden kunnen krijgen aan Zijn opstandingsleven. In Romeinen 6 leren wij hoe wij dat opstandingsleven kunnen ervaren. Als Christus voor ons stierf opdat wij Zijn leven zouden ontvangen, zijn wij ook met Hem gestorven, want daardoor worden wij in staat gesteld Zijn leven daadwerkelijk te ontvangen. Wij moeten ‘samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan Zijn dood.’ Drie keer gebruikt Paulus de woorden ‘Zijn dood’, en vervolgens zegt hij, ‘wij, die gestorven zijn.’ Hier zien wij duidelijk de vereenzelviging van de zondaar met de Heiland.

Wat betekent deze dood met Christus? In de eerste plaats is het een dood zijn voor de ZONDE (zonde als meester en tiran), niet voor zonden. Het betekent wat God voor ons bedoelde in de kruisiging van de oude mens met Christus (Rom. 6:6). De Heilige Geest staat altijd klaar om die dood toe te passen in de diepste diepten van ons wezen, totdat de zonde zijn heerschappij op elk punt verliest. Dit gaat dieper dan het afleggen van zichtbare en uiterlijke dingen. Die dood dringt binnen in de kern van ons wezen, totdat er volledige bevrijding is van de gebondenheid en heerschappij van de zonde. Het is een werk van de eeuwige Geest zelf dat zo diep gaat, dat het innerlijke leven veranderd wordt en de ziel teruggeplaatst wordt in de juiste plaats of positie in de eeuwige God.

Hoe diep zal die dood gaan? Dat is de vraag die ik u vandaag voorleg. Als de Geest Zijn drastische werk in u gedaan heeft door de toepassing van de dood van Christus, lijkt het iets te zijn dat dieper gaat dan de reiniging van het hart. Het is een afsnijding die alleen omschreven kan worden door alles wat het woord ‘dood’ impliceert. Een afsnijding van de gelovige van een meester die ‘zonde’ heet - een afsnijding door de Geest van God in het binnenste van de mens, die hem in zijn diepste wezen vrijmaakt zodat hij God kan gehoorzamen. Het betekent niet dat hij van nu af aan zondeloos is of geen zonde in zich heeft, maar hij is afgesneden door de toepassing van de dood van zijn Plaatsvervanger, die in zijn plaats op Golgotha stierf, zodat het is alsof hijzelf werkelijk ‘stierf’, waardoor zijn oude meester ‘zonde’ geen macht of recht meer over hem heeft (Rom. 6:17-18). Daarom gebruikt de apostel in Romeinen 6 (het fundament van de Gemeente van Christus) de woorden ‘Zijn dood’ en ‘wij zijn gestorven’ gewoon door elkaar, alsof beide precies hetzelfde betekenen, en dat is ook zo in Gods geweldige verlossingsplan.
Geliefden, ziet u niet dat u op dit punt een stevig fundament nodig hebt? U kunt bezig zijn met het strijden tegen uw zonden totdat u uitgeput bent. Misschien zocht u naar een reiniging van uw hart en kreeg u een korte tijd rust van de beklemmende strijd. Maar het werk moet nog dieper gaan. Christus’ dood - ‘Zijn dood’ - moet in de diepste diepten van de innerlijke mens worden geplant als een barrière tussen u en de tiran die ‘zonde’ heet, zoals eens het vlammende zwaard de toegang tot de hof van Eden bewaakte. U bent ‘dood voor de zonde’, en door de krachtige werking van de Heilige Geest die deze dood aanwendt in uw diepste wezen als gevolg van uw geloof in de werking van God (Kol. 2:12), wordt u vrijgemaakt om ‘voor God te leven.’

Hoe diep mag het kruis gaan? Hoe diep wilt u dat God in uw innerlijk leven binnendringt? Wilt u bevrijd worden van de zonde? Haat u de zonde? Vergeet even de verschillende zonden die u problemen bezorgen. Laat God aan uw binnenste werken. Laat Hem werken in de diepten van uw geest om daar de barrière op te richten tussen u en de tiran die ‘zonde’ heet. Zeg, wetende dat God het wil, ‘gekruisigd met Christus’ ben ik ‘niet langer een slaaf van de zonde’, en God zal het werkelijkheid doen worden.

Hoe diep mag Christus’ dood in u doordringen? U zegt met betrekking tot de bevrijding van de zonde: ‘Zo diep als God maar kan gaan.’ Dat is goed. Maar er zijn ook andere gevolgen van deze nieuwe innerlijke barrière van Christus’ dood tegen de zonde. Er is nog veel meer te leren, nog veel meer dat onze dood met Christus bewerkt.

Er is onder andere een binding waarvan wij bevrijd moeten worden die Paulus omschrijft als ‘de wet.’ We lezen in Romeinen 7:6: ‘Maar thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes en niet in de oude staat der letter.’ Achter de tirannie van de zonde staat de WET, een meester met harde eisen en een zweep in de hand, die ons tot ons groot ongenoegen duidelijk maakt dat wij niet in staat zijn haar te gehoorzamen. God zegt door de wet, ‘gij zult’, en ‘gij zult niet’, en wij, slaven van de zonde, zijn niet in staat te gehoorzamen. Maar nu wij gestorven zijn, zijn wij van de wet ontslagen, en verliest de wet haar greep op ons. Wij zijn (in Christus) ‘gestorven voor de zonde’, en door die dood zijn wij ook ‘gestorven’ voor de eis der wet. De dagen van slavernij zijn voorbij. Van nu af aan wordt de wet waarvoor wij eens beefden, getransformeerd en vervuld in ons door de kracht van de Geest (Rom. 8:4), want Christus zelf, die in ons woont, is de vervulling van de wet. Eens was het ‘ik moet’, en wij faalden; nu is het ‘ik vermag alle dingen door Christus’, en wij overwinnen.

Hoe diep mag het kruis gaan? De dood van Christus in ons diepste innerlijk, richt zijn aandacht op nog meer dingen. Wijzelf moeten God vertellen hoe diep Hij mag gaan in het uitwerken van alles wat Golgotha betekent in ons leven. Wij lezen in Kolossenzen 2:20: ‘Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden opleggen: raak niet, smaak niet, roer niet aan.’

Hoe diep mag Christus’ dood in ons doordringen? Hoe diep mag het zwaard van het kruis in ons leven snijden? We hebben gezien dat het ons afsnijdt van (1) de zonde als meester in ons en, (2) de heerschappij van de wet, die ons met allerlei rechtvaardige eisen verdrukt; maar nu bevrijdt dat zwaard ons van (3) elk vertrouwen op ‘uiterlijke dingen’, en het ten onterechte benadrukken van die dingen (bijv. hulpmiddelen) als zijnde noodzakelijk in onze dienst aan God. Dat Paulus over het religieuze leven van de gelovige spreekt maakt de context van deze tekst duidelijk. Het gaat over gewetenskwesties die het Lichaam van Christus verdelen.

Mag ik dit eten en dat drinken? Wat doen we met de sabbat? Is de sabbat die in de hof van Eden gold bindend voor de nieuwe schepping in Christus, die voortkwam uit Golgotha en de opstanding? (2 Kor. 5:17) En wat moeten we met bepaalde ‘wetten’ die gebaseerd zijn op de ‘voorschriften en leringen van mensen’ (veelal negatief van aard), zoals ‘raak niet, smaak niet, roer niet aan’, dingen die door het gebruik teloorgaan?

Over deze ‘voorschriften’ zegt de apostel: ‘Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid … met zijn … nederigheid en zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde’, met betrekking tot het inperken van de werkingen van de vleselijke lusten; dat wil zeggen het ‘vlees’ blijft vlees, ondanks alle ‘nederigheid en kastijding van het lichaam.’ Gods weg is beter. Met het zwaard van het kruis snijdt Hij diep in het innerlijk leven van de mens, terwijl Hij bij monde van Zijn apostel zegt: ‘Toen u met Christus stierf, stierf u voor al deze uiterlijke dingen.’

Geen van die dingen zijn nodig voor uw redding; geen van die dingen zijn nuttig voor het ware innerlijke leven. Het vlees is voor u gedood in Christus (Gal.5:24). Waarom zou u dan vertrouwen op ‘hulpmiddelen’ die ‘zonder enige waarde’ zijn met betrekking tot het inperken van de ‘lusten van het vlees?’ Die ‘hulpmiddelen’ zorgen er alleen voor dat het vlees van ‘vorm’ verandert en zich op een andere manier openbaart. In werkelijkheid zit het opgeblazen ‘vleselijk denken’ achter al deze pogingen om het vlees te overwinnen, en zodoende wordt het vlees nog actiever, juist door het gebruik van de middelen om het onder controle te krijgen!

‘Maar’, zegt iemand, ‘zijn er dan geen ‘uiterlijke dingen’ die het ware leven van God in de ziel van een mens kunnen helpen?’ Paulus zegt ons wanneer zulke middelen kunnen helpen. Zij behoren slechts tot de geestelijke ‘kindertijd!’ Het zijn ‘kinderlijke lessen’ die zullen verdwijnen bij het kruis van Christus, wanneer de diepe betekenis van het kruis duidelijk wordt voor de ziel.

De Kolossenzen maakten zich druk over ‘voorschriften’, de ‘sabbat’ etc., en zij veroordeelden elkaar net zo sterk als de christenen van de eenentwintigste eeuw over het veronderstelde ‘goede’ en ‘verkeerde’ van de verschillende ‘uiterlijke dingen!’ Dat zijn allemaal ‘schaduwen, schaduwen, schaduwen’, riep de apostel uit. Richt u op de werkelijkheid (Kol. 2:17), dan zult u spoedig weten wat de Here van u wil, en hoe u in de praktijk met de ‘schaduwen’ kunt afrekenen. Het is leerzaam te zien dat Paulus deze ‘gewetenskwesties’ niet voor de Kolossenzen probeerde op te lossen. Hij neemt ze mee naar de enige plaats waar die problemen in het juiste perspectief kunnen worden gezien. Wanneer deze kwesties ver van Golgotha verwijderd zijn (de enige veilige plaats die een door genade geredde zondaar heeft op aarde, waar hij met Christus in Zijn dood verenigd is), worden deze vragen te zeer uitvergroot, want ‘uiterlijke dingen’ die in zichzelf niets betekenen, overschaduwen de dingen die wel belangrijk zijn.

Kind van God, ga terug naar Golgotha! Laat voor een tijd alle discussies voor wat ze zijn, en laat God met het kruis in de kern van uw wezen snijden, zodat u ‘afgesneden’ wordt van alle verschillende ‘visies’ aangaande de uiterlijke dingen in het christelijk leven.

Laat de ‘lessen’ uit uw christelijke kindertijd even los, en sterf met Christus; dan zal de sluier voor uw innerlijk oog wegvallen en zult u in Gods licht het licht zien. U zult zien dat alleen de nieuwe schepping ertoe doet, en dat het koninkrijk van God niet bestaat in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de Heilige Geest (Rom. 14:17). Dit maakt dat u uw veroordelende houding aflegt ten opzichte van anderen in dingen die niet van belang zijn met betrekking tot ons behoud, en zorgt er tevens voor dat u niet zult toestaan dat die dingen tussen u en andere leden van het Lichaam van Christus in komen te staan.

Hoe diep mag Christus’ dood in ons doordringen? Nog dieper! Nog dieper!
Laten wij eens naar Kolossenzen 3:2-3 kijken: ‘Bedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God.’

Hoe diep? Zo diep dat uw leven nu in de hemel verborgen is ‘met Christus in God.’ Dit is de juiste volgorde. Wanneer de dood van Christus dieper in ons snijdt, moet de ‘levensverbinding’ met Christus sterker worden. Wanneer de macht van de zonde afneemt, en de gebondenheid aan het ‘moeten’ plaatsmaakt voor gehoorzaamheid uit liefde, terwijl de ziel steeds meer wordt losgemaakt van het vertrouwen op dingen buiten Christus (of van dingen die op verraderlijke wijze zijn toegevoegd aan de genoegzaamheid van Christus’ volbrachte werk op Golgotha), merkt de gelovige dat zijn leven meer en meer ‘in de hemel’ geleefd wordt. De dingen die hem vroeger verontrustten, hebben nu de juiste plaats gekregen, en hij geeft niet langer ‘tienden van de munt, de dille en de komijn’ (Matt. 23:23), als iemand die blind is voor de belangrijkere zaken voor zijn behoud.

Hoe diep gaat deze dood? Zo diep dat het hart nu gericht is op ‘de dingen die boven zijn’, en niet op die op de aarde zijn. Er was geen zware strijd nodig om dingen ‘op te geven.’

Het dodende werk van het kruis heeft alle ‘aardse dingen’ weggesneden, zodat zij de juiste plaats innemen, onderworpen aan de wil van God. Ware gemeenschap met Christus in de dood bevrijdt ons van fanatisme en van alle ‘extremiteiten’, want dit alles komt van het ‘vlees’ en niet van het nieuwe leven in God. Het licht van de hemel dat schijnt op de dingen van de aarde laat de echte waarde van die dingen zien, en toont ons hoe wij in de geest met God kunnen wandelen. Als een mens lichamelijk sterft, moet hij al zijn bezittingen achterlaten.

Stel u voor dat die mens terug kan komen op aarde om zijn leven nog eens over te doen; denkt u ook niet dat zijn waardebesef dan waarschijnlijk veranderd is en hij met heel andere ogen naar aardse dingen kijkt?

Dit is geestelijk gezien precies wat God van plan was met de vereenzelviging van de zondaar met de Heiland aan het kruis. De dood van Christus, toegepast op de gelovige, snijdt hem af van alle ‘aardse dingen’, zodat hij vanaf dat moment op aarde leeft als iemand die in de hemel woont.

Hoe diep mag het kruis gaan? Mag het uw kleding aanraken, uw ambities en uw bezittingen? Het is geen kwestie van het overwinnen van deze dingen, maar van het ‘dood zijn’ voor die dingen in Christus.

Maar wij moeten tot God roepen dat Hij nog dieper moet gaan! Laten wij 2 Timotheüs 2:9-11 lezen: ‘… waarvoor ik kwaad lijd … Om deze reden wil ik alles verdragen, om de uitverkorenen, opdat ook zij het heil verkrijgen … Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven.’

Wat verwijst in deze tekst naar het ‘nog dieper?’ Dit: dat de dood van Christus al het eigenbelang heeft weggesneden. De apostel wordt als een misdadiger behandeld en roept uit: ‘Ik verdraag alles voor de uitverkorenen, opdat zij verkrijgen …’ Opdat zij verkrijgen!

Niet opdat ik verkrijg. Wie wil er nu geen leven dat in deze door stormen geteisterde wereld ‘in de hemel verborgen is?’ Maar bereid te zijn te lijden als Christus, en als een misdadiger voorgeleid te worden om ter dood gebracht te worden voor anderen, opdat zij heerlijkheid en zegen ontvangen! Dat is ‘nog dieper.’ Geen eigenbelang met betrekking tot geestelijke doelstellingen.

Sommigen van ons weten iets van wat lijden voor anderen (ten behoeve van anderen) betekent, maar dat is maar zo weinig! Er is altijd de verleiding ‘onszelf te redden’ en van het kruis af te komen.

Laten we nu 2 Korinthiërs 5:14-15 lezen, en zien of er nog een grotere diepte bestaat. De apostel schrijft: ‘Want de liefde van Christus dringt mij, daar ik tot het inzicht gekomen ben, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven [in Hem]. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem.’

Hoe diep? Het kruis snijdt - als de Heilige Geest zo diep mag snijden als Hij wil - zo diep in de innerlijke diepten van de gelovige dat hij of zij echt alleen nog maar voor God in deze wereld leeft. Als hij iets eet of niet eet (Rom. 14:21), doet hij het voor God (1 Kor. 10:31). Hij doet alles voor de heerlijkheid van God en niet voor zichzelf. Kort gezegd, Christus is ‘alles in allen’ geworden, het nieuwe Middelpunt van de gelovige (2 Kor. 5:15), zodat hij alleen nog maar bestaat voor Zijn wil en genoegen.

Hoe diep? Die vraag moet elk kind van God zelf beantwoorden. ‘De Geest is het, die levend maakt, het vlees doet geen nut’ (Joh. 6:63). Er is slechts één ding dat God niet voor ons kan doen. God kan niet voor ons willen. Hij kan en wil in en voor ons werken, totdat wij zelf willen, maar wij moeten willen, oftewel, wij moeten zelf het roer van het schip bedienen.

Hoe diep mag Christus’ dood in ons doordringen? Hoe ver is de waarheid van het kruis binnengedrongen? Het heeft in ons persoonlijk leven gesneden, maar heeft het ook in onze christelijke dienst gesneden? De ‘wereld’ waarvoor Paulus zei dat hij gekruisigd was, en die gekruisigd was voor hem, was de religieuze wereld (zie de context van Gal. 6:14).
‘Allen, die zich uiterlijk goed willen voordoen, trachten u te dwingen tot de ‘besnijdenis’, alleen om niet vervolgd te worden’ (Gal. 6:12), schreef de apostel aan de Galaten.
Hier betreft het een ‘religieuze reputatie’, het ‘opdringen’ van visies op de ‘waarheid’, het tellen van ‘bekeerlingen’, het ontwijken van het kruis - oftewel, een miniatuurbeeld van de belijdende kerk van vandaag. ‘Deze wereld is mij gekruisigd, en ik der wereld’, roept de apostel uit.’ ‘Ik roem alleen in het kruis van Christus, waaraan zowel ik als Christus gekruisigd ben’ (Lightfoot). En zo zal het zijn voor iedereen die het ware evangelie predikt.

ALLEEN DE NIEUWE SCHEPPING HEEFT NUT

Hoe diep mag het kruis gaan? Zo diep dat wij volledig sterven aan ons verlangen naar een ‘goede reputatie’ in dingen die ‘betrekking hebben op het vlees’ in de christelijke dienst, en volkomen tevreden zijn met onze wandel in de apostolische lijn van Christus en Zijn apostel. En er is een nog grotere diepte in deze heerlijke boodschap van het kruis. Mag de dood van Christus zo diep in ons doordringen dat het alle religieuze barrières doorbreekt die er bestaan tussen ons en onze medegelovigen? Het zou moeten! Over de barrière van de verschillen in religieuze gebruiken tussen Joden en heidenen zegt de apostel: ‘Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft … om in Zichzelf … de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.’

Hoe diep gaat het kruis van Christus? Diep genoeg om alle barrières in de vorm van religieuze voorschriften te verwijderen tussen hen die op Zijn verzoenende dood zien voor hun verlossing. Het kruis doodde de Jood en de heiden, opdat uit beiden de nieuwe mens gebouwd zou worden, die noch Jood noch heiden is, maar christen. ‘In Christus’ schreef de apostel, ‘is er Jood noch heiden, maar alles en in allen is Christus’ (Kol. 3:11).

Hoe diep? Zelfs na alles wat hierboven gezegd is, zijn de onpeilbare diepten van Golgotha - die de diepste diepten van de menselijke ziel kunnen doorgronden - nog steeds niet uitgeput. 2 Korinthiërs 4:10-12 en 13:4 tonen ons de mogelijkheden in de diepten van het kruis, die ruimte scheppen voor een onbegrensde in- en uitstroming van het leven van Jezus door diegenen heen die de Geest van God toestaan diepe kanalen te graven in hun innerlijk leven, alsook voor een machtige instroming van Gods kracht in alle menselijke zwakheden. Laten wij bereid zijn alles te accepteren wat het kruis betekent, opdat wij de kracht van Christus’ opstanding zullen leren kennen, tijdens het proces van het gelijkvormig worden aan Zijn dood (Filip. 3:10).

Ja, laten wij gewillig zijn.