Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

Heb elkander lief - Basislessen deel 6


door Watchman Nee


Les 39. Bestuurlijke vergeving




   Er zijn vier soorten vergeving te onderscheiden in de Bijbel. Voor het gemak geven we deze vormen van vergeving maar even een naam: in de eerste plaats is er eeuwige vergeving; in de tweede plaats is er indirecte vergeving; in de derde plaats is er vergeving ten behoeve van het herstel van gemeenschap; en in de vierde plaats is er bestuurlijke vergeving. Om het christelijk leven goed te kunnen leven, moeten wij leren wat bestuurlijke vergeving is. Laten we echter voor we hierover gaan nadenken eerst de verschillen tussen de vier soorten van vergeving weergeven.


Eeuwige vergeving

   De vergeving die wij ontvangen ten tijde van onze behoudenis noemen wij eeuwige vergeving. Dat is de vergeving waar de Here Jezus over sprak toen Hij zei: ‘(…) en dat in Zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem’ (Luc. 24:47). Hier verwijst ook Romeinen 4:7 naar: ‘Zalig zij, wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn.’
   Wij noemen deze vorm van vergeving eeuwige vergeving omdat als God ons onze zonden vergeeft, Hij dat voor eeuwig doet. Hij werpt onze zonden in de diepste zee, zodat Hij ze niet meer ziet en ze Zich niet meer herinnert. Dat is de vergeving die wij ontvangen ten tijde van onze wedergeboorte. Wat ons, die in de Here Jezus geloven, betreft, Hij vergeeft ons al onze zonden en neemt al onze ongerechtigheden weg zodat die voor God niet meer bestaan. Dat is eeuwige vergeving.


Indirecte vergeving

   Vaak zegt God zelf: ‘Ik vergeef je!’ Maar soms maakt Hij Zijn vergeving aan iemand bekend door de plaatselijke gemeente: ‘God heeft u uw zonden vergeven!’ Deze vorm van vergeving noemen we indirecte vergeving. ‘En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: ‘Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend’ (Joh. 20:22-23). Hier geeft de Here Jezus Zijn Heilige Geest aan de Gemeente opdat zij Hem kan vertegenwoordigen op aarde en Zijn instrument kan zijn om de mensen hun zonden te vergeven. Hoewel we dit indirecte vergeving noemen, moeten we uiterste voorzichtigheid betrachten, opdat wij niet dezelfde fout maken als de Rooms-Katholieke Kerk. Wat zei de Here Jezus nu eigenlijk? De vergeving hier is gebaseerd op de adem van de Here Jezus op de Gemeente waarna Hij zei: ‘Ontvangt de Heilige Geest.’ Het resultaat van het ontvangen van de Heilige Geest is dat een plaatselijke gemeente weet wiens zonden toegerekend worden en wiens zonden vergeven zijn. De gemeente mag dus verklaren wiens zonden worden toegerekend en wiens zonden vergeven zijn. Bedenk echter dit: de gemeente heeft dit gezag alleen omdat zij zelf onder het gezag van de Heilige Geest staat. ‘Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend’ - deze woorden staan achter ‘Ontvangt de Heilige Geest’. Indirecte vergeving wil zeggen dat God de zonden van de mensen vergeeft door middel van de gemeente.
   Soms zien we een zondaar die zich schuldig voelt na het horen van het evangelie. Wij brengen hem dan tot God en hij erkent dat hij een zondaar is. Hij vraagt God om vergeving van zijn zonden. Hij huilt, barst uit in tranen, heeft berouw en neemt de Here Jezus met een oprecht hart aan. Maar omdat hij een heiden is, weet hij niets van de waarheid van het evangelie. Als er op dat moment iemand is die de gemeente kan vertegenwoordigen en hem kan zeggen: ‘God heeft u uw zonden vergeven!’, dan zou dat geweldig zijn, want dat zou de nieuwe gelovige vele zorgen en twijfels besparen. Telkens wanneer u iemand ziet die echt tot geloof is gekomen, kunt u hem zeggen: ‘Vandaag hebt u de Here aangenomen; u mag God nu gaan danken, want Hij heeft u uw zonden al vergeven.’ Als de gemeente geen zonden mag vergeven of toerekenen, hoe kan ze dan bepalen wie er gedoopt mag worden en wie niet? Waarom doopt u sommige mensen maar weigert u anderen te dopen? Waarom staat u sommigen toe deel te nemen aan het avondmaal en anderen niet? Dit zijn voorbeelden van situaties waarin de gemeente het gezag uitoefent dat de Here haar gegeven heeft om te verklaren wie gered is en wie niet, wiens zonden vergeven zijn en wiens zonden worden toegerekend. Zulke woorden mogen niet zomaar worden gebruikt; men mag ze alleen gebruiken wanneer zij ondersteund worden door het gezag van de Heilige Geest. De gemeente heeft de Heilige Geest ontvangen en staat daarom onder Zijn gezag; zij kan dan ook worden gezien als een verlengstuk van de arm van God. De Here gebruikt de gemeente om te verkondigen wiens zonden vergeven zijn en wiens zonden worden toegerekend. Dit is de tweede vorm van vergeving in de Bijbel: in plaats van de zonden direct te vergeven, gebruikt God de gemeente om de mensen hun zonden te vergeven. Bij eeuwige vergeving vergeeft God de zonden direct, maar bij indirecte vergeving maakt Hij Zijn vergeving bekend door middel van de mens.


Vergeving ten behoeve van het herstel van de gemeenschap

   Wat is ‘gemeenschapsvergeving?’ ‘Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid’ (1 Joh. 1:7-9). ‘Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld’ (2:1-2).
   De vergeving die hier genoemd wordt, is noch de vergeving die we ontvangen ten tijde van onze redding, noch de vergeving die de gemeente ons toezegt namens God. Nadat wij tot geloof gekomen zijn en kinderen Gods zijn geworden, kunnen we nog steeds Gods vergeving nodig hebben. We hebben dit al eerder beschreven in onze uiteenzetting over ‘vergeving en de rode vaars’ (Deel 4, les 22). Ook al hebben we eeuwige vergeving ontvangen, wij kunnen zwak worden en opnieuw zondigen waardoor ons contact met God wordt verbroken. En dus hebben we opnieuw vergeving nodig.
   Leven heeft één bijzondere eigenschap - het wil graag gemeenschap hebben met ander leven. We kunnen ook zeggen, en biologiestudenten weten dat, dat leven twee fundamentele eigenschappen heeft: zelfbehoud - jezelf in leven houden en ver van de dood vandaan blijven, want leven wil niet sterven; en gemeenschap - de angst om alleen te zijn. Wanneer u een kip alleen in een hok zet, dan zal hij lusteloos in een hoekje gaan zitten en zich vervelen; maar als u meerdere kippen bij elkaar zet, zal het een levendige boel worden. Een man die gevangen zit in een isoleercel heeft zeer te lijden onder zijn eenzaamheid omdat hij niet met andere mensen kan communiceren. De mens wil, net als andere schepselen, zijn leven bewaren en gemeenschap hebben met anderen.
   Voor u die uw vertrouwen gesteld hebt op het bloed van de Here Jezus is de kwestie van levensbehoud al opgelost. U hebt wat dat betreft geen problemen meer, want u bent voor eeuwig gered en uw zonden zijn voor eeuwig vergeven.
   Maar er kunnen zich nog andere problemen voordoen. Als u zondigt tegen God na uw redding kan uw gemeenschap met God alsook uw gemeenschap met andere kinderen Gods tijdelijk verbroken worden. Wat betekent dit? Laten we het met een voorbeeld verduidelijken: nadat een moeder het huis heeft verlaten, sluipt haar dochter de keuken in en pakt wat lekkers zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen. Ze eet het op, veegt haar mond af, maakt de tafel schoon, loopt de keuken uit en sluit de keukendeur. Maar ze heeft al een zonde begaan! Normaal gesproken gaan zij en haar moeder ’s avonds vertrouwelijk met elkaar om, maar deze avond is dat onmogelijk. Als moeder thuiskomt en haar naar beneden roept, begint haar hart te bonken. Ze denkt dat ze een pak slaag krijgt. Haar moeder zet haar het avondeten voor maar ze kan er niet van genieten. Ze is bang dat haar moeder heeft ontdekt wat ze gedaan heeft. De hele avond probeert ze haar moeder te ontwijken. Zoals u ziet, is het contact met haar moeder verstoord. Nu is het natuurlijk niet zo dat ze geen dochter van haar moeder meer is omdat ze wat lekkers gepikt heeft. Nee, ze is nog steeds een dochter, maar het contact met haar moeder is verstoord. Zo houdt u ook niet op een kind van God te zijn als u gezondigd hebt; u bent nog steeds Zijn kind maar door uw zonde is het contact met God verbroken. Uw geweten klaagt u aan waardoor u geen vrede meer hebt, want om ongestoorde gemeenschap met God te kunnen hebben, moet uw geweten rein zijn. Wanneer iemands geweten hem aanklaagt, is contact met God onmogelijk.
   Gods kinderen zullen hun positie als kind van God niet kwijtraken door de zonde, maar zij zullen wel het contact met God verliezen. Daarom heeft God gezorgd voor een vorm van vergeving die je ‘gemeenschapsvergeving’ zou kunnen noemen. Waarom noemen we het zo? Omdat door tot God te komen en uw zonde te belijden, u het contact met God weer herstellen kunt. Anders is het niet mogelijk dat contact te herstellen. U kunt dan niet bidden, ja, zelfs niet ‘amen’ zeggen op andermans gebed. Wat kunt u dan doen? Wat moet het meisje in ons verhaal doen? Zij moet naar haar moeder gaan en zeggen dat ze wat snoep heeft genomen terwijl ze dat niet had mogen doen. Ze moet leren aan de kant van haar moeder te gaan staan en belijden dat ze gezondigd heeft. Ze moet de zonde benoemen en zeggen: ‘Vergeef mijn zonde alstublieft!’ Op dezelfde manier moeten wij tot God gaan en belijden dat we tegen Hem gezondigd hebben en vervolgens moeten we Hem om vergeving vragen. ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’ Dit soort vergeving heeft niets te maken met eeuwige vergeving maar houdt verband met onze gemeenschap met God. Daarom noemen we het ‘gemeenschapsvergeving’.


Bestuurlijke vergeving

   Maar er is nog een ander soort vergeving die we bestuurlijke vergeving noemen. Over dit soort vergeving kunnen we lezen in de volgende bijbelgedeelten: Matt. 6:14-15, 18, 21-35, 9:2, 5-6; Jak. 5:15. Wat is Gods bestuurlijke vergeving? Ik ben ervan overtuigd dat mij vele moeiten en problemen bespaard zouden zijn gebleven als ik direct na mijn bekering had geleerd wat Gods regering (bestuur) inhoudt.
   We kunnen de gelijkenis van het meisje nog verder uitbouwen: eerst liet de moeder de deuren in huis altijd open, ook de kastdeur en de keukendeur. Ze deed de deur van de kast waar het eten in stond nooit op slot. Maar deze keer ontdekte ze bij thuiskomst dat iemand wat gegeten had van de etenswaren in de kast. Nu de moeder weet wat er heeft plaatsgevonden, voelt het meisje zich gedwongen haar zonde te belijden en om vergeving te vragen. Haar moeder vergeeft haar en kust haar zelfs. Het voorval is vergeten en de gemeenschap hersteld. Maar als haar moeder de volgende keer weggaat, doet ze eerst alle deuren op slot. Haar werkwijze is veranderd. Gemeenschap is één ding, maar bestuur is iets anders.
   Wat is bestuur? Bestuur is een weg. Gods bestuur is Gods weg, Gods regering. De moeder mag dan haar dochter vergeven en het contact herstellen, maar de volgende keer zal ze zowel de kastdeur als de keukendeur op slot doen als ze buitenshuis gaat. Met andere woorden: ze heeft haar bestuur (handelwijze) veranderd. De gemeenschap herstellen is niet zo moeilijk, maar het herstel van een wijze van bestuur is wel moeilijk. De moeder is bang dat haar dochter opnieuw zal proberen in de kast te komen. Ze kan haar dochter dus niet de volle vrijheid geven maar moet de teugels wat aanhalen. Haar ‘weg’ is veranderd; ze gaat anders met haar dochter om. Besef dat God op ongeveer dezelfde wijze met ons omgaat. ‘Gemeenschapsvergeving’ is vrij gemakkelijk te verkrijgen. Wie eerlijk zijn zonden belijdt, zal weer gemeenschap met God en mensen hebben. Op het moment waarop hij zijn zonde belijdt, herstelt God de gemeenschap met hem. Desalniettemin kan God besluiten om in het vervolg anders met hem om te gaan. Het kan gebeuren dat Gods tuchtigende hand direct over hem komt; het is mogelijk dat God hem niet meer zoveel vrijheden geeft als hij vroeger had. Het kan ook zijn dat er een dag komt waarop God Zijn tuchtmaatregelen weer opheft - en dat noemen we bestuurlijke vergeving. In het geval van de moeder zou dat betekenen dat er een dag komt waarop ze denkt dat haar dochter weer te vertrouwen is, met als gevolg dat ze de deuren niet meer op slot doet. Dat is bestuurlijke vergeving.
   ‘Gemeenschapsvergeving’ is één ding; bestuurlijke vergeving is een heel ander ding. Een ander voorbeeld hiervan is een vader die meerdere zonen heeft. Hij laat zijn jongens buiten spelen van vier tot zes uur ’s middags, tot etenstijd. Op een dag gaan ze naar buiten en raken ze verzeild in een gevecht met andere kinderen. De vader vergeeft ze en laat ze nog steeds buiten spelen. Maar wat zou er gebeuren als deze kinderen elke dag zouden gaan vechten? Wat zou de vader dan gaan doen? Hoewel de kinderen hun zonde misschien dagelijks belijden en elke keer vergeving ontvangen, zal de vader toch het gevoel krijgen dat er iets mis is met de manier waarop hij met zijn kinderen omgaat. En dus zegt hij tegen zijn zonen: ‘Omdat jullie elke dag vechten, blijven jullie vanaf morgen binnen.’ Dit is de tuchtigende hand van de vader.
   Zo kunt ook u zondigen tegen God en elke keer vergeving ontvangen na het belijden van uw zonde. Dit zal God er echter niet van weerhouden om u opnieuw te tuchtigen. Omdat God u vergeven heeft, is uw gemeenschap met Hem hersteld. Maar God zal anders met u omgaan. Het is voor ons van groot belang te weten dat de tuchtigende hand van God niet zo snel over ons komt, maar wanneer hij eenmaal over ons is gekomen, dan wordt hij ook niet zo gemakkelijk van ons weggenomen, zeker niet als de tucht zich heeft uitgebreid in omvang en tijdsduur. Tenzij God absoluut zeker weet dat Zijn kinderen het goed zullen doen, zal Hij niet stoppen met het tuchtigen. Om het voorbeeld van onze tweede gelijkenis te gebruiken: omdat de vader ziet dat zijn kinderen elke dag ruzie maken, houdt hij hen een week, twee weken, een maand, of zelfs twee maanden lang binnen, totdat hij ervan overtuigd is dat zijn kinderen niet meer ondeugend zijn en ruzie maken met andere kinderen. Vervolgens deelt hij zijn kinderen mee dat zij, omdat ze zich de afgelopen twee maanden behoorlijk goed hebben gedragen, de volgende dag tien minuten buiten mogen spelen. De vader begint zijn tuchtigende, bestuurlijke hand weg te nemen. Die toestemming om tien minuten buiten te spelen, kunnen we bestuurlijke vergeving noemen. Het bestuur van de vader verandert, maar hij blijft wel een oogje in het zeil houden om zich ervan te verzekeren dat ze niet weer gaan vechten. Als ze in die tien minuten niet gevochten hebben, dan geeft hij ze de volgende dag misschien een half uur speeltijd. Nog weer later laat hij ze een uur lang buiten spelen. En na één of twee maanden staat hij ze misschien toe om weer van vier tot zes uur buiten te spelen. Als die dag is gekomen, hebben zijn zonen de bestuurlijke vergeving ten volle ontvangen. Wat is dus bestuurlijke vergeving? Het is iets heel anders dan eeuwige vergeving, indirecte vergeving, of gemeenschapsvergeving. Het is een uitdrukking van Gods zorg voor ons, Gods omgang met ons en Gods tuchtigen van ons.


1. De betekenis van Gods bestuurlijke hand

   Er staan veel passages in de Bijbel die hierover gaan. Bijvoorbeeld: ‘Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten’ (Gal. 6:7). Dit is Gods bestuurlijke hand. Stel dat een vader altijd toegeeflijk is ten opzichte van zijn kinderen. Als vanzelfsprekend zullen zijn kinderen wild en ongedisciplineerd worden. Hoe kan er orde in het huis zijn als de vader zelf de touwtjes niet in handen neemt? Als iemand vaak woorden heeft met anderen, dan is het logisch dat hij niet veel vrienden maakt. Zo ziet u dat wat de mens zaait, hij ook zal oogsten. Dit is Gods bestuur, Gods wet die niet gewijzigd kan worden. Wees voorzichtig, kinderen van God, opdat u Gods bestuurlijke hand niet in beweging zet; want als die hand eenmaal op u rust, is hij moeilijk weg te krijgen.


De geschiedenis van de lamme

   Men bracht een lamme bij de Here. De schriftgeleerden waren op dat moment ook bij Hem. ‘Zoon, (…) uw zonden zijn vergeven!’ zei de Here Jezus tegen de lamme. Deze woorden van de Here vormen een groot probleem voor hen die niet weten wat bestuurlijke vergeving is. De lamme man werd door zijn vrienden naar de Here Jezus gebracht; hijzelf getuigde echter nooit dat hij enig geloof in de Here had. Maar toch zei de Here tegen hem: ‘Zoon, uw zonden zijn vergeven!’ Betekent dit nu dat, zodra de lamme bij de Here gebracht was, zijn ziel gered was? Was dat het geval, dan zou het wel heel erg makkelijk zijn om gered te worden, want men ontvangt dan vergeving van zonden alleen al door naar de Here gebracht te worden. Nee, de vergeving hier is zeker geen eeuwige vergeving; en het heeft ook niets te maken met indirecte vergeving of gemeenschapsvergeving. Het is een ander soort vergeving, want het handelen van de Here laat ons twee dingen zien.
   Eerst zegt Hij: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ En vervolgens zegt Hij: ‘Sta op en wandel.’ Bedenk dat veel ziekten het gevolg zijn van Gods bestuurlijk handelen. Om de lamme te genezen, moest de Here hem eerst bestuurlijke vergeving geven. De vergeving in dit geval was gerelateerd aan Gods regeringswegen. Het stond in een bijzondere verbinding met ziekte. Daarom zei de Here Jezus tegen de lamme toen deze bij Hem gebracht werd, niets anders dan: ‘Uw zonden zijn vergeven.’ Met andere woorden: wanneer zijn zonden vergeven waren, zou zijn ziekte verdwijnen. Zijn ziekte was het gevolg van zijn zonden. De Here Jezus sprak zo omdat Hij wist dat de zonden van deze man de oorzaak van de verlamming waren. Toen zijn zonden vergeven waren, was zijn ziekte genezen. Dat noemen we bestuurlijke vergeving. Wanneer bestuurlijke vergeving verleend wordt, verdwijnt de ziekte. Het is duidelijk dat deze man gezondigd had tegen Gods bestuur en dat hij daarom verlamd was geraakt. Toen de Here zijn zonden vergeven had, kon hij opstaan, zijn bed opnemen en huiswaarts gaan. De vergeving hier is dus anders dan de andere soorten vergeving. Dit soort vergeving is bestuurlijke vergeving.


De oudsten bidden en zalven met olie

    ‘Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden’ (Jak. 5:14-15). De hier genoemde vergeving lijkt een bijzondere vorm van vergeving te zijn. Wij hebben al eerder gezien dat er allerlei redenen voor ziekte kunnen zijn (zie hst. 10 in Watchman Nee's boek De geestelijke mens. Niet alle ziekten worden door zonden veroorzaakt, maar sommige ziekten wel. De zonden in dit gedeelte worden vergeven, niet door de belijdenis van de zieke, maar door het gebed van de oudsten. Wat gebeurt hier? De vergeving hier is zeker geen eeuwige vergeving of indirecte vergeving, en ook geen gemeenschapsvergeving. Waarschijnlijk is de vergeving hier ook een geval van bestuurlijke vergeving.
   Laten we als voorbeeld eens aannemen dat een broeder ziek is omdat de bestuurlijke hand van God op hem rust. Hij wordt getuchtigd door de Here omdat hij gezondigd heeft en gevallen is. Als hij zijn zonde belijdt, ontvangt hij vergeving en zijn contact met God is weer hersteld. Maar de disciplinaire maatregelen die God getroffen heeft tegen hem zijn nog steeds van kracht. Het is nu wachten op de dag waarop de oudsten van de gemeente bij hem komen, voor hem bidden en hem mededelen dat de broeders hem ook vergeven hebben en graag zien dat hij weer opgericht wordt en dat de gemeente graag ziet dat hij opnieuw deel krijgt aan de ‘stroom des levens’.
   Als die dag komt, zullen de oudsten hem met olie zalven, opdat de olie van het Hoofd in hem mag stromen. Door het gebed van de gemeente wordt hij vervolgens opgericht. Wanneer op die manier de bestuurlijke hand van God van hem wordt weggenomen, kan zijn ziekte genezen. Dat wordt bedoeld met de woorden: ‘En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.’ Deze zonden verwijzen niet naar ‘gewone’ zonden, maar naar de zonden die Gods bestuurlijke hand in beweging zetten. Wanneer wij de Bijbel lezen, moeten wij begrijpen dat Jakobus 5 over Gods regeringswegen spreekt, over Zijn tuchtigende hand. Als u in Zijn tuchtigende hand valt, dan zal Hij u pas los laten als u vergiffenis ontvangen hebt.


David

   Om de betekenis van bestuurlijke vergeving duidelijk te maken, kunnen we David als voorbeeld gebruiken. Nergens in de Bijbel wordt Gods bestuurlijke vergeving zo duidelijk zichtbaar als in de geschiedenis van David en de vrouw van Uria. David beging twee zonden: hij pleegde overspel en hij liet iemand vermoorden. Door zijn overspel zondigde hij tegen de vrouw van Uria; en door te moorden zondigde hij tegen Uria. Nadat hij deze twee zonden had begaan, beleed hij ze aan God. Deze belijdenis is te lezen in Psalm 51 en in andere psalmen. Met diep berouw in zijn hart beleed David zijn zonden eerlijk aan God.
   Hij erkende dat wat hij gedaan had, schandelijk, onrein en aanstootgevend was. Het is echter duidelijk dat na zijn belijdenis in Psalm 51 zijn contact met God hersteld was. Dit is een duidelijk voorbeeld van het eerste hoofdstuk van 1 Johannes. Maar wat zei God tegen David toen Hij Natan op hem afstuurde? Let op Natans woorden: ‘Toen sprak David tot Natan: Ik heb tegen de Here gezondigd. En Natan zeide tot David: De Here heeft uw zonde vergeven: gij zult niet sterven’ (2 Sam. 12:13). David zei: ‘Ik heb tegen de Here gezondigd.’ Hij beleed zijn zonde en gaf toe dat hij onrein was geworden. Daarom stuurde God Natan naar David om hem te zeggen dat zijn zonde was weggedaan en dat hij daarom niet zou sterven. Dit laat duidelijk zien dat Davids zonde was vergeven. Maar de Here had David nog meer te zeggen. Ten eerste dit ‘(…) ofschoon gij door deze daad de vijanden des Heren zeer hebt doen lasteren, - de zoon echter, die u geboren is, zal sterven’ (v. 14). Ten tweede: ‘Nu dan, het zwaard zal van uw huis nimmermeer wijken, omdat gij Mij hebt veracht, en de vrouw van de Hethiet Uria genomen hebt, opdat zij u tot vrouw zou zijn’ (v. 10). En ten derde: ‘Zo zegt de Here: Zie, Ik zal over u een kwaad doen komen, uit uw eigen huis; Ik zal uw vrouwen voor uw ogen weghalen en aan uw naaste geven; die zal bij uw vrouwen liggen op klaarlichte dag. Want gij hebt het wel in het verborgene gedaan, maar Ik zal dit doen in tegenwoordigheid van geheel Israël en in het volle licht’ (v. 11-12). Hoewel God de zonde van David had weggedaan, liet Hij toch zijn zoon die uit Uria’s vrouw geboren was, sterven. En hoewel God Davids zonde had weggedaan, zwoer Hij toch dat het zwaard nimmermeer van het huis van David zou wijken. En opnieuw, hoewel God de zonde van David echt had weggedaan, stond Hij Absalom toch toe tegen David te rebelleren en zijn vrouwen te ontwijden. Met andere woorden: hoewel Davids zonde vergeven was, was het met de tucht niet meteen afgelopen.
   Ik wil het u duidelijk zeggen. Wat voor zonde u ook gedaan hebt, als u tot God gaat en Hem om vergeving vraagt, dan krijgt u die ook. Het herstel van de gemeenschap kan heel snel gaan. David had heel snel weer gemeenschap met God. Maar de tuchtmaatregelen van God bleven van kracht, zelfs nog tot na zijn dood. Omdat de hand van God op hem drukte, wijzigde het Godsbestuur over Davids leven niet. Daarom werd zijn zoon ziek. En hoewel David ging vasten en zich plat op zijn aangezicht wierp voor God, hielp het hem niet. De tuchtigende hand van God drukte op David en uiteindelijk stierf zijn zoon.
   Maar later gebeurden er nog andere dingen: Davids eerstgeboren zoon Amnon werd vermoord, en daarna stond een andere zoon, Absalom, op tegen zijn vader en rebelleerde tegen hem. Het zwaard week nooit meer van het huis van David. En toch zei God tegen David dat Hij zijn zonden vergeven had. Broeders, God is bereid alle zonden die u gedaan hebt te vergeven, maar dat betekent niet dat u kunt voorkomen dat God u alsnog gaat tuchtigen en bestuurlijke maatregelen tegen u neemt.


2. Verneder uzelf onder de machtige hand van God

   Onze God is de God van bestuur. Soms, als Hij aanstoot neemt aan een mens, strekt Hij Zijn bestuurlijke hand nog niet direct uit. Hij laat u begaan. Maar wanneer Hij eenmaal Zijn bestuurlijke hand in beweging zet, kunt u niets anders meer doen dan uzelf vernederen. Er is voor u geen ontsnappen aan; Hij is niet als een mens die u gemakkelijk zal laten ontkomen. Vergeving voor uw zonden krijgen en de gemeenschap met God herstellen is niet zo moeilijk, maar u kunt de discipline van God niet zo gemakkelijk verwijderen uit uw omstandigheden - uw huis, uw zakenleven of uw lichaam. Het enige wat u kunt doen, is leren uzelf te vernederen onder de machtige hand van God.
Hoe nederiger wij zijn onder Zijn machtige hand en hoe minder weerstand wij bieden, des te gemakkelijker zal het zijn om de bestuurlijke hand van God uit ons leven weg te krijgen. Als wij niet gewillig en geduldig zijn, als wij klagen en ons ergeren, dan kan ik u verzekeren dat het moeilijker zal worden om Gods bestuurlijke hand verwijderd te krijgen uit ons leven. Dit is een ernstige zaak. Twintig jaar geleden deed u iets naar eigen inzicht.
   Vandaag de dag komt u met precies hetzelfde in aanraking en toch moet u nu eten van de vrucht van uw vroegere keuze. Dat ‘iets’ is teruggekomen en heeft u ontdekt aan uzelf. Wat moet u doen als dit gebeurt? U moet uw hoofd buigen en zeggen: ‘Here, het is mijn schuld!’ U moet uzelf vernederen onder Gods hand en geen weerstand bieden. Hoe meer weerstand u biedt, des te zwaarder zal de hand van God op u rusten. Daarom zeg ik altijd dat u zich moet onderwerpen aan de machtige hand van God. Hoe meer u zich verzet tegen de bestuurlijke hand van God des te meer vervelende dingen zullen er in uw leven komen.
   Zodra de bestuurlijke hand van God over u komt, moet u zichzelf vernederen en van harte erkennen dat u het verdient, want de Here kan geen fouten maken. U hoort zich te onderwerpen. U moet er niet over peinzen te rebelleren; u moet zelfs niet klagen of piekeren.
   Als u weerspannig bent en probeert aan Gods hand te ontsnappen, bedenk dan dat dat niet gemakkelijk is. Wie kan aan Gods hand ontkomen? Weet u niet dat het datgene was wat u vroeger deed waardoor u in deze situatie beland bent? Bijvoorbeeld: een broeder snoepte als kind graag veel. Hij at zoveel snoep dat zijn tanden gingen rotten. Op een dag kwam hij tot het inzicht dat hij te veel snoepte en wat de gevolgen daarvan waren. Hij vroeg God hem te vergeven voor de zonde van het overmatig snoepen. Hij kreeg gemakkelijk vergeving van God voor zijn zonde, maar dat betekende niet dat het tandbederf niet doorzette. Gods bestuur werkte in zijn leven. Te veel snoep veroorzaakt tandbederf. Als u uw zonde belijdt, dan kan de gemeenschap met God hersteld worden, maar dat betekent niet dat u vervolgens nieuwe tanden krijgt. Het is Gods bestuur en u moet leren u eraan te onderwerpen. (Het spreekt vanzelf dat verrotte tanden nooit meer herstellen. Maar er zijn andere situaties waar de schade weer hersteld kan worden als de bestuurlijke hand van God eenmaal weggenomen is.)
   Laat me een ander voorbeeld geven uit de Bijbel: na het incident bij Meriba, waar op de rots geslagen werd (Num. 20:10-12), kwam de bestuurlijke hand van God over Mozes en Aäron. Hoewel Aäron faalde, stond God hem toch toe om priester te worden en werd zijn gemeenschap met God hersteld. Jaren later echter zei God tegen hem dat het tijd was voor hem om te sterven, en dat hij het land Kanaän niet binnen zou mogen gaan. Ook Mozes heiligde God niet bij de rots. In plaats van te spreken tegen de rots, zoals hem bevolen was, sloeg Mozes de rots met zijn staf. Daarom kwam Gods hand over hem en kon ook hij het land Kanaän niet binnengaan. Ziet u het basisprincipe hier? We zien hier de regeringswegen van God, Zijn bestuur. U kunt niet langer van God verlangen dat Hij u net zo behandelt als vroeger. Misschien moet u uw wegen veranderen. Misschien moet u zelfs datgene nalaten waarvan u denkt dat het de beste weg is.
De Bijbel staat vol met zulke voorbeelden. Toen de Israëlieten in Kades aankwamen, in de woestijn Paran, zonden zij verspieders uit in het land (zie Num. 13 en 14). De verspieders sneden daar een rank met één tros druiven af. Die druiventros was zo groot dat ze hem met z’n tweeën moesten dragen. Zij zagen dat het een land was vloeiende van melk en honing. Maar ze waren bevreesd en durfden het land niet binnen te trekken. Ze zeiden: ‘(…) alle mensen die wij daar zagen, waren mannen van grote lengte. Ook zagen wij daar de reuzen (…) en wij waren als sprinkhanen in onze eigen ogen (…)’ (Num. 13:32-33).
   Het gevolg was dat uitgezonderd Jozua en Kaleb, die later wel het land binnentrokken, de rest van het volk zou omkomen in de woestijn. Toen zij God dit oordeel hoorden uitspreken (Num. 14:29), beleden de Israëlieten hun zonde en gaven zij aan nu bereid te zijn het land binnen te gaan. En ook al bewees God het volk genade en erkende Hij hen weer als Zijn volk, Hij stond hen toch niet toe enig deel te hebben in het land Kanaän. Het werd hen niet toegestaan het land binnen te trekken omdat de regeringswegen van God wat dit betreft veranderd waren. Daarom broeders, moet u vanaf het begin van uw christenleven verlangen te wandelen op de weg die God voor u bereid heeft. Leef geen los leven; zondig niet! Bedenk: hoewel u misschien nog steeds genade ontvangt, is het mogelijk dat u gaat merken dat God toch anders met u omgaat. Zijn bestuurlijke hand rust nooit.
   Gods bestuurlijke hand is een ernstige realiteit. Laten wij Hem toch vrezen, want wij weten niet wanneer de tuchtigende hand van God over ons zal komen. God zal sommigen misschien toestaan op hun weg door te gaan. Of misschien ziet Hij de rebellie van iemand tien keer door de vingers, maar strekt Hij de elfde keer Zijn hand uit. Of misschien strekt Hij Zijn hand pas voor de eerste keer uit in ons leven. Wij weten eenvoudigweg niet wanneer Zijn tuchtigende hand over ons komt. Gods bestuur is niet iets wat we kunnen beheersen. Wat Hij ook wil, dat doet Hij.
   En om die reden, broeders, moeten wij in de eerste plaats ons uiterste best doen om de Here te leren gehoorzamen. Moge de Here u barmhartigheid en genade bewijzen opdat u niet onder de bestuurlijke hand van God komt. Komt die hand echter toch over u, verzet u dan niet tegen die hand en doe geen gekke dingen. Probeer er niet voor weg te lopen, maar houd vast aan het basisprincipe van onderwerping, wat de gevolgen daarvan ook mogen zijn. U bent van nature niet gewillig, maar u kunt de Here vragen u gewillig te maken zodat u zich toch kunt onderwerpen. Alleen met behulp van Gods genade kunt u erdoorheen komen. ‘O Here, wees mij genadig opdat ik erdoorheen kom!’
Als de bestuurlijke hand van God niet over u gekomen is, zoek dan steeds Zijn genade. Als Zijn hand al over u gekomen is, als Hij al heeft toegelaten dat u ziek werd of problemen kreeg, bedenk dan dat u nooit met uw vlees moet proberen weerstand te bieden aan Gods bestuur. Zodra Gods bestuurlijke hand over u komt, doet u er goed aan uzelf te vernederen onder Zijn machtige hand. U moet zeggen: ‘Here, dit is Uw werk, dit is door U zo georganiseerd; ik onderwerp mij van harte, ik ben bereid het te aanvaarden.’ Toen Gods bestuurlijke hand over Job kwam (hetgeen te voorkomen was geweest), ging het beter met hem naarmate hij zich meer onderwierp; maar hoe meer hij prat ging op zijn eigen gerechtigheid, des te slechter zijn toestand werd.
   Gelukkig is het vaak ook zo dat Gods hand niet voor altijd op iemand blijft rusten. Ik geloof zelf dat als Gods bestuurlijke hand over iemand gekomen is, deze door het gebed van de gemeente gemakkelijk weer weggenomen kan worden. Dat is wat zo kostbaar is in Jakobus 5. Daar zegt Jakobus ons dat de oudsten van de gemeente de bestuurlijke hand van God kunnen wegnemen. Hij zegt: ‘En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden.’ Als dus een broeder denkt dat dit de weg is die hij bewandelen moet, dan kan de gemeente voor hem bidden en Gods hand van hem wegnemen.
   Ik hoorde mevrouw Margaret E. Barber eens iets moois zeggen. Een broeder die iets verkeerd gedaan had en daar later berouw over had, ging naar haar toe om er met haar over te praten. Mevrouw Barber zei tegen hem: ‘Is het niet zo dat je berouw gekregen hebt en teruggekomen bent? Je moet naar God gaan en tegen Hem zeggen, ‘Here, ik was eerst een pot in de hand van de pottenbakker, maar deze pot is nu gebroken’. U moet de Here niet gaan dwingen door te zeggen: ‘Here, wees mij genadig en maak van mij dezelfde pot die ik was.’ Nee, u moet nederig bidden: ‘Here, wees mij genadig en maak weer een pot van mij. Ik durf U niet te sturen. Het maakt me niet uit of U een eerbaar of een oneerbaar vat van me maakt!’
   Omdat zij altijd hetzelfde vat zullen blijven, willen mensen graag dat God hen meer eerbaar en heerlijk maakt. Soms vragen mensen zelfs aan de Here of Hij hen niet wil veranderen in betere vaten. Het komt zelfs voor dat we in staat zijn een zegen uit een vloek te halen. Maar ik wil u één ding zeggen: diegenen onder u die weten wat het is om met de Here ‘zaken’ te doen, die Zijn hand in hun leven hebben ervaren, die ‘transacties’ zijn aangegaan met Hem, weten dat wij vaak met Gods tuchtigende hand te maken krijgen. Wij weten dat God ons door Zijn bestuurlijke hand leert wat Zijn wil is. Wij kunnen ons er alleen maar aan onderwerpen. Er is geen ontsnappen aan; onderwerp u gewoon.
Wij moeten met deze dingen niet lichtvaardig omgaan. Een zekere zuster kwam eens bij mij omdat ze van plan was te gaan trouwen, en ze wilde dat ik haar mijn mening gaf over haar voornemen. Ik vertelde haar dat, voor zover ik het beoordelen kon, ze beter niet met hem kon gaan trouwen omdat hij me geen betrouwbaar en stabiel christen leek. Zij bleef er echter bij dat ze vertrouwen in hem had. En dus stapte ze toch met hem in het huwelijksbootje. Na acht maanden schreef ze me een lange brief waarin ze zei: ‘Ik weet nu dat ik fout zat. Ik heb niet naar je geluisterd en vervolgens heb ik een grote fout gemaakt. Wat moet ik nu doen?’ Mijn antwoord aan haar was dit: ‘Er ligt nu nog maar één weg voor je open. Je moet jezelf vernederen onder de machtige hand van God. Ook al schrijf je me een tweede keer, ik kan je toch niet helpen. Niemand kan je helpen want je bent in de bestuurlijke hand van God gevallen. Wanneer Gods bestuurlijke hand op je is, probeer er dan niet tegen te vechten. Doe je dat toch, dan zul je een gebroken pot worden en dan zal er geen toekomst voor je zijn.’ Ik vertelde haar in die brief ook heel duidelijk dat het niet goed zou zijn mij nog een tweede keer te schrijven. Laten we dus beseffen dat niets zo ernstig is dan de regeringswegen van God.
   Ik denk vaak na over de huidige toestand van de gemeente. Het is net alsof je naar het huis van de pottenbakker gaat en in het veldje achter zijn huis allerlei gebroken schalen, gebroken kommen en gebroken flessen vindt - allemaal gebroken vaten. Dat is de toestand van de christenen van vandaag. Dit is een zeer ernstige zaak. Ik herhaal daarom dat wij ons moeten leren onderwerpen aan de machtige hand van God.


3. Wees godvrezend

   Er zijn twee schriftgedeelten die ook over Gods regeringswegen spreken. Deze passages zijn Mattheüs 6:15 en 18:23-25. Eén ding wat erg belangrijk is, is dat wij anderen niet zomaar veroordelen. Dat is erg belangrijk, want datgene waarin u anderen achteloos veroordeelt, precies datgene kon u wel eens overkomen. Als er iets is waarin u anderen niet vergeeft, dan is er een grote kans dat uzelf in een situatie komt waarin anderen u niet vergeven. Dit alles is het gevolg van de bestuurlijke hand van God. Als u de zonde die een ander tegen u begaan heeft niet vergeeft, dan zal God uw zonde ook niet vergeven. Dit is bestuurlijke vergeving, iets heel anders dan eeuwige vergeving. Ja, God is uw hemelse Vader; de vraag waar u de eeuwigheid door zult brengen, is al beantwoord. Maar wanneer een broeder tegen u zondigt en u besluit hem niet te vergeven, dan zal God ook u niet vergeven. Zijn bestuurlijke hand zal dan over u komen.
   Daarom wil ik u dit zeggen: leer ruimhartig en vergevingsgezind te zijn; wees genadig, wees bereid anderen te vergeven. Als u altijd klaagt en altijd wat op het gedrag van anderen aan te merken hebt, dan kan Gods bestuurlijke hand over u komen. En het zal dan niet eenvoudig voor u zijn om uzelf uit die situatie te bevrijden, want God zal diep in u gaan graven. Als u strikt bent jegens anderen, dan zal God ook strikt zijn jegens u. Herinnert u zich die dienstknecht nog uit Mattheüs 18? Hij verliet het huis van zijn heer en vond een mededienstknecht die hem honderd schellingen schuldig was. Hij greep hem bij de keel en eiste dat hij hem het verschuldigde direct terug zou geven. Toen zijn heer dat hoorde, was deze daar zeer ontstemd over. Hij gaf opdracht zijn dienstknecht aan de folteraars over te leveren totdat hij al het verschuldigde terug had betaald. God begon hem te tuchtigen en omdat de bestuurlijke hand van God over hem gekomen was, kon hij niet gemakkelijk ontsnappen.
   Wij moeten daarom niet alleen ruimhartig zijn wat vergeving betreft, maar wij moeten ook voorzichtig zijn met het bekritiseren van andere mensen. Vaak wordt datgene waarop wij anderen bekritiseren ook zichtbaar in onszelf. We hebben al vaak gezien dat Gods tucht snel over iemand komt die een te strenge houding jegens anderen heeft. Als u het hoofd van een gezin die problemen heeft met zijn kinderen, oordeelt door te zeggen: ‘Zie, de hand van God is altijd op hem’, dan zou het wel eens kunnen gebeuren dat u binnen niet al te lange tijd dezelfde problemen krijgt. Broeders, laten wij Gods bestuur vrezen. Laten wij leren de Here vrezen.
   Laat me dit tegen u zeggen: het duurt een leven lang om de regeringswegen van God te leren kennen. Wij hebben ons hele christenleven op aarde nodig om te leren hoe God over ons regeert. Onthoud dat we op geen enkel gebied zomaar kritiek mogen leveren of oordelen. Laten wij toch geen bemoeials of klikspanen worden. Leer de Here te vrezen. Het is niet alleen ongunstig voor ons, maar ook nog eens heel ernstig om Gods bestuurlijke hand in beweging te zetten door ons gedrag. Wees waakzaam opdat het lot van anderen u niet treft; haal dat uzelf toch niet op de hals door anderen vrijelijk te veroordelen. Wat wij zaaien, zullen wij ook oogsten. Deze regel geldt zeker voor Gods kinderen. Laten wij leren ruimhartig te zijn. Hoe ruimhartiger we zijn des te beter het is, want door ruimhartig te zijn jegens anderen zal God ons ook ruimhartig behandelen. Wanneer wij hardvochtig zijn jegens onze broeders dan zal God strikt en veeleisend zijn jegens ons. Leer zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk te zijn jegens de broeders. Probeer de fouten van uw broeders door de vingers te zien; uit minder ijdele woorden, wees terughoudend in uw oordeel. Wanneer mensen problemen hebben, help ze dan maar veroordeel ze niet.
   In de eindtijd zullen de Joden veel lijden te verduren hebben. Zij zullen gevangen gezet worden, zij zullen ontkleed worden zodat zij naakt zijn, en zij zullen honger lijden. Zij die schapen zijn (Matt. 25:31-46), zullen hen bezoeken in de gevangenis, hen kleden om hun naaktheid te bedekken en hen voeden om hun honger te stillen. Ook al heeft God toegestaan dat de Joden werden vervolgd en in moeilijkheden terechtkwamen, wij mogen niet nog meer aan hun lijden toevoegen. Ja, God staat toe dat zij door diepe wateren gaan, maar wij moeten leren ruimhartig te zijn. Bestuurlijke tucht is Gods terrein; de kinderen van God echter moeten leren ruimhartig en genadig te zijn jegens anderen hoe zwaar de omstandigheden ook mogen zijn. Op deze wijze zal God ons vele problemen besparen.
   Er zijn veel christenen die diep gevallen zijn omdat zij in het verleden andere mensen te streng geoordeeld hebben. Hun problemen komen voort uit hun vroegere kritische woorden. Gods regering is nog steeds werkzaam. Laten wij daarom ruimhartig zijn ten opzichte van andere mensen opdat Gods bestuurlijke hand niet over ons komt. Leer de mensen lief te hebben en ze ruimhartig te bejegenen. Moge God ons genadig zijn en ons onze dwaasheden in onze handel en wandel vergeven opdat wij niet te maken krijgen met de bestuurlijke hand van God. In dit opzicht zijn wij afhankelijk van Gods genade. Hoezeer hebben wij Gods wijsheid nodig. Laten wij God vertellen dat wij slechts dwazen zijn en vaak zo dwaas handelen dat wij snel zullen breken als wij in Zijn bestuurlijke hand vallen. Laten wij Hem om genade vragen.
   Ik zou u dit willen zeggen: hoe nederiger en zachtmoediger u bent, des te sneller zal God Zijn hand weer van u wegnemen. Hoe trotser u bent en hoe meer u vasthoudt aan uw eigengerechtigheid, des te moeilijker het zal zijn om die hand weg te krijgen. Leer daarom nederig te zijn. Mochten wij toch onder Gods bestuurlijke hand komen, of het nu om iets belangrijks gaat of niet, wij moeten nooit rebelleren. Rebellie is niets anders dan dwaasheid. Het enige principe dat we kunnen volgen, is onszelf vernederen onder de machtige hand van God. Wanneer wij onszelf werkelijk vernederen, dan zullen wij gaan ervaren dat God ons ‘te zijner tijd’ zal laten gaan. Dan zal Hij de zaak als afgedaan zien. Let vooral op de woorden ‘te zijner tijd’: ‘Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd’ (1 Petr. 5:6). De nadruk ligt hier op ‘te zijner tijd’. Te zijner tijd zal God de weg weer voor u vrijmaken; te zijner tijd zal Hij uw weg recht maken; te zijner tijd zet Hij u vrij; en te zijner tijd zal Hij u verhogen.
   ‘Onder de machtige hand Gods’ verwijst hier enkel en alleen naar Zijn discipline, Zijn tucht; daarom moeten wij ons aan die hand onderwerpen. Dit onderwerpen aan de machtige hand van God heeft niets te maken met bescherming van Gods kant, want dan zou er gesproken zijn over Gods eeuwige hand. Onszelf vernederen onder Gods machtige hand betekent eenvoudigweg dat wij onszelf onderwerpen.
   Dit is de machtige hand die u niet kunt verwijderen en waartegen u geen weerstand kunt bieden. Zeg tot de Here: ‘Here ik ben bereid te luisteren. Waar U mij ook plaatst, ik zal het van harte aanvaarden. Ik zal niet tegenstribbelen. Ik heb geen mening over de manier waarop U mij behandeld hebt. Ik luister graag naar Uw woord. Ik ben bereid net zo lang in deze situatie te blijven als U wilt.’ Dan zult u zien dat God u ‘te zijner tijd’ zal bevrijden.    Niemand weet hoe lang dat zal duren. Als de tijd aangebroken is dat God denkt dat u uw les geleerd hebt, dan zal Hij misschien de gemeente bewegen te bidden om uw bevrijding.
   Het is mijn verlangen dat broeders en zusters het bestuur van God al in het begin van hun christenleven leren kennen. Veel van onze problemen worden veroorzaakt door onze onwetendheid aangaande Gods bestuur. Ik hoop dat vanaf de eerste dag van het eerste jaar Gods kinderen Zijn regeringswegen zullen kennen. Dat zal hen helpen de rechte weg te bewandelen.