Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd.

De toegang tot het Koninkrijk - of loon naar werken


door Robert Govett


Voorwoord

   Het geloof, dat de zondaar met het volmaakte werk van Christus verbindt, bewerkt in het heden aanvaarding door God en heeft als gezegende uitkomst het eeuwige leven. De werken van de mens - bekeerd of niet - helpen niet om de vergeving van zonden of de eeuwige zaligheid te verkrijgen. God is soeverein, wat blijkt uit het feit dat Hij verkiest wie Hij wil, en uit het feit dat Hij het geloof van Zijn uitverkorenen in stand houdt in een wereld vol gevaren, om hen uiteindelijk te verheerlijken. Deze waarheden werden bevestigd tijdens de Reformatie, op het vaste fundament van de Schrift. Goede werken, zo zei men, zijn het bewijs van een levend geloof; ze zijn er de ware vruchten van. Maar de vraag die daar logischerwijze op moest volgen, werd niet gesteld, namelijk: wat zijn de effecten van goede en slechte werken op de toekomstige positie van hen die al gerechtvaardigd zijn? De volgende pagina’s geven vast een inkijkje in de vragen rondom dit onderwerp, en wel op de enige veilige manier, namelijk door de behandeling van een aantal passages uit de heilige Schrift, die hierover spreken.
   1. De Schrift bevestigt dat alle gelovigen rekenschap moeten afleggen voor de rechterstoel van Christus (Rom. 14:10-12; 2 Kor. 5:9-10; Hebr. 10:30).
   2. Gods Woord geeft ook aan dat het oordeel gebaseerd zal zijn op de werken en op de mate waarin die goed of slecht zijn (Matt. 16:24-27; Openb. 2:23; 22:12).
   Veronderstelt het Nieuwe Testament dan niet dat de gelovigen zowel goede als slechte werken voortbrengen? Loopt het niet vooruit op de gedachte dat sommigen schuldig zullen blijken te zijn aan luiheid of een gebrek aan goede werken zullen hebben? Wat zal de uitkomst van een dergelijk onderzoek zijn? Er bestaat geen onderwerp dat belangrijker is voor de gelovige.
   De verdiensten van Christus zijn het antwoord op de eisen die de wet van God aan ons als verantwoordelijke en morele schepselen die Zijn wet hebben overtreden, stelt. Zij bevrijden de christenen van de eeuwige dood en ontsluiten het eeuwige leven voor hen. Maar de vraag die we moeten overdenken is of de Heiland en Zijn apostelen niet spreken over gelovige dienaren van Christus die rekenschap van hun daden zullen moeten afleggen voor Christus, wanneer zowel hun overtredingen van als hun gehoorzaamheid aan de eisen die gelden voor de dienst aan de Here voor Hem worden gebracht. Het geloof van de meeste christenen betreft het aannemen en genieten van de rust in God in het heden, op grond van het volbrachte werk van Christus. Maar daarmee wordt voorbijgegaan aan wat de Schrift leert over de toekomstige rust van het Koninkrijk als de beloning voor de huidige inspanningen. En alleen geloof in het Koninkrijk zal werken voortbrengen die passen bij (geschikt zijn voor) het Koninkrijk. De geschiedenis van Davids helden, die in zijn koninkrijk een plaats kregen overeenkomstig de dappere daden die zij hadden gedaan in de tijd dat David werd vervolgd en afgewezen, is het principe dat ook op ons van toepassing is. De Heilige Geest hechtte zo veel belang aan dit principe dat Hij deze passage twee keer in de Bijbel noemt (2 Sam. 23; 1 Kron. 11).
   Het valt niet te verwachten dat deze waarheden ooit populair zullen worden. Zij kunnen niet bogen op de namen van grote, bekende theologen; zij vleien niet; zij rusten slechts op de bewijzen in het Woord van God. Zij hebben te kampen met de overblijfselen van het kwaad die zelfs nog aan de heilige kleven. En deze waarheden lijken ook nieuw te zijn, hoewel ze altijd al in de Schrift aanwezig zijn geweest. Het moderne christendom is te slap: de invloeden van de wereld sluipen binnen en verdoven haar. Christenen willen immers alleen nog maar over Gods genade en hun eigen voorrechten horen? Maar we moeten ook spreken over de eisen die de rechtvaardige God stelt aan degenen die die voorrechten hebben gekregen.
   De leer die ik u hier ter beoordeling voorleg, is gebaseerd op de schriftgedeelten die in dit boek geciteerd worden, hoewel die passages niet de enige bewijsplaatsen zijn van deze leer. Zo gaat de tweede brief van Petrus heel uitvoerig in op deze materie, terwijl de brief niet geciteerd wordt in dit boek. ‘Op de verklaring van twee getuigen of van drie zal iedere zaak vaststaan’, is Gods boodschap (2 Kor. 13:1). In dit boek noem ik er meer dan tweemaal drie, en de lezer zal er zelf ook snel meer vinden. En als iemand deze ideeën zou willen bestrijden, moet hij bewijzen dat de geciteerde tekstgedeelten deze leer niet bevatten. Als ‘loon naar werken’ voor gelovigen in deze en andere schriftgedeelten geleerd wordt, zullen tegenwerpingen die voortkomen uit andere leerstellingen of uit moeite om de bewijsteksten te verzoenen met teksten die het tegenovergestelde lijken te zeggen, niet afdoende zijn. Leert de Heilige Geest ergens dat de gelovige verlies zal lijden door zijn slechte werken? Bevestigt Hij dat het loon dat in het Koninkrijk aan de gelovige gegeven zal worden in verhouding staat tot zijn werken? Als dat zo is, is dat voldoende. Dan staat de juistheid van de leer vast, ongeacht de bezwaren die men daartegen inbrengt.
   Om misverstanden te voorkomen, wil ik duidelijk maken dat de leer van ‘loon voor goede werken’ alleen van toepassing is op degenen die al gerechtvaardigd zijn. Zo wordt de waarheid voldoende beschermd tegen een verkeerde en onterechte toepassing door ongelovigen als een manier om gerechtvaardigd te worden. Maar de leer van ‘loon naar werken’ heeft ook gevolgen voor de ongelovigen. Elke overtreding van hun kant doet de mate van hun verwerping alleen maar toenemen. Maar dat onderwerp wordt in een ander boek behandeld.1
   Aan de opmerkelijke contrasten tussen de brief aan de Romeinen en die aan de Hebreeën wil ik er nog één toevoegen. Beide brieven gaan over geloof. De brief aan de Romeinen geeft het geloof weer als de bron van de rechtvaardiging zonder werken. Maar de brief aan de Hebreeën ziet het geloof als de vruchtbare bron waaruit alle heilige daden voortkomen.

Norwich, 21 juni 1853




Noten:

1 Zie De eeuwige straf van dezelfde auteur, uitgegeven door dezelfde uitgever. - E. M.