Deze tekst is auteursrechtelijk beschermd. Voetnoten en verwijzingen zijn in deze webversie verwijderd.
De antichrist
door Arthur W. Pink
Inleiding
Over de verschillende profetische vergezichten valt een indrukwekkende en tegelijk onheilspellende schaduw van een buitengewone persoonlijkheid.
Zoals een crimineel veel bijnamen kan hebben, worden er ook veel namen gebruikt om ons een beeld te schetsen van het karakter en de activiteiten van deze geheimzinnige figuur. Het is mijn bedoeling een serie te schrijven over deze figuur, die niet alleen de volledige belichaming zal zijn van het menselijk kwaad, maar ook de laatste en grootste manifestatie van satanische godslastering. Vele anderen verwezen al in hun boeken over bijbelse profetie naar deze geheimzinnige persoon, maar onder de vele boeken die ik over dit onderwerp gelezen heb (en ik heb lang gezocht), lijken er maar weinig te zijn die een compleet beeld van deze vorst der duisternis schetsen. Omdat er voor zover ik weet geen diepgaande studies naar dit onderwerp bestaan, en omdat er bij velen nogal wat verwarring bestaat over het karakter en de loopbaan van de komende mens der zonde, wil ik deze studie nu onder de aandacht brengen van de serieuze bijbellezer.
Meer dan twaalf jaar heb ik ijverig en biddend alles bestudeerd wat de Schrift over deze pseudochristus zegt. Naarmate ik dieper in de materie doordrong, nam mijn verbazing toe over de prominente plaats die de Bijbel aan deze zoon des verderfs geeft. Er zijn zeer veel details beschikbaar die, wanneer zij zorgvuldig verzameld en geordend worden, een duidelijke biografie opleveren van degene die binnenkort op het toneel zal verschijnen en de wereldregering zal leiden.
Alleen al het feit dat de Heilige Geest zoveel heeft laten opschrijven over dit onderwerp, maakt duidelijk hoe belangrijk het is. De prominente plaats die de antichrist in de profetische geschriften inneemt, wordt direct duidelijk als we kort even naar de volgende verwijzingen kijken.
Hij wordt al meteen in de eerste profetie van de Bijbel genoemd, want in Genesis 3:15 wordt verwezen naar het ‘zaad’ van de slang. In Exodus wordt een goed gelijkend beeld van hem neergezet in de figuur van Farao: de uitdager van God; degene die Gods volk zeer wreed behandelde; degene die probeerde te voorkomen dat Israël een volk werd door het bevel te geven alle mannelijke kinderen te doden; degene die mooie beloften deed alleen om ze vervolgens te breken; degene die plotseling en op drastische wijze door de hand van de Here aan zijn einde kwam. De naam ‘Assur’ in de profetie van Bileam verwijst naar de antichrist (Num. 24:22). In de volgende hoofdstukken zal ik aantonen dat ‘Assur’ en de antichrist dezelfde persoon zijn. Er zijn nog veel andere opmerkelijke typen van de mens der zonde te vinden in de historische boeken van het Oude Testament, maar die laat ik nu even voor wat ze zijn omdat ik daar een heel hoofdstuk aan wijden zal.
In het boek Job wordt over hem gesproken als ‘de kronkelende slang’ (Job 26:13 - NBV); dit moeten we vergelijken met Jesaja 27:1 waar hij als ‘de snelle, kronkelende slang’ met de draak verbonden wordt (NB, SV), hoewel hij duidelijk van hem wordt onderscheiden. In de Psalmen vinden we nogal wat verwijzingen naar hem als ‘de man van bloed en bedrog’ (5:7), ‘de boze’ (9:17 - NBV), ‘de man van de aarde’ (10:18 - AV), ‘de machtige held’, ‘geweldige’ of ‘geweldenaar’ (52:3 - NBG, NB, HSV, AV), ‘de tegenstander’ (74:10), ‘de rechter van vele volkeren’ (110:6), ‘de kwaadwillige’ en ‘de gewelddadige’ (140:1 - NB) enzovoort. Zie met name Psalm 10, 52 en 55.
Als we de profeten opslaan, is er zo’n overvloed aan verwijzingen naar dit monster van ongerechtigheid, dat het de scopus van een inleiding te buiten zou gaan als ik deze allemaal zou citeren. Daarom kan ik alleen enkele van de meest treffende noemen.
Jesaja noemt hem allereerst ‘Assur’, ‘de roede’ van Gods toorn (Jes. 10:5), dan ‘de goddeloze’ (11:4), daarna ‘de koning van Babel’ (14:4, 11-20 en vergelijk met 30:31-33), en ook de ‘verderver’ (AV) - ‘verwoester’ (16:4). Jeremia noemt hem ‘een verderver der volken’ (4:7), de ‘vijand’ (NLB, NB, LU-94), de ‘wrede’ en ‘goddeloze’ (30:14 en 23). Ezechiël verwijst naar hem als de ‘onheilige, boosaardige vorst van Israël’ (21:25 - NB, NBG) en als de ‘vorst van Tyrus’ (28:2-10) en ook als ‘de grootvorst van Mesek en Tubal’ (38:2). Daniël geeft een volledige karakterschets van hem en een compleet overzicht van zijn loopbaan. Hosea spreekt over hem als ‘de koning der vorsten’ (8:10), en als ‘koopman’ (NB, SV) in wiens hand een ‘bedrieglijke weegschaal is’ en voor wie ‘afpersen een lust is’ (12:7). Joël beschrijft hem als het hoofd van het noordelijke leger dat verjaagd zal worden omdat hij ‘grote dingen heeft gedaan’ (2:20 - AV, DRB, WV-95). Amos noemt hem ‘de vijand’ die Israëls sterkte neerhaalt en zijn burchten leegplundert (3:11). Micha noemt hem in het vijfde hoofdstuk van zijn profetie (zie v. 6 - NBG). Nahum noemt hem bij zijn Hebreeuwse naam Belial (SV, NB, CAN, DRB) en beschrijft hoe hij wordt uitgeroeid (1:15). Habakuk spreekt over hem als ‘de bedrieglijke trotsaard’ die ‘zijn muil openspert als het dodenrijk en onverzadelijk is als de dood, zodat hij alle volkeren tot zich verzamelt en alle natiën tot zich bijeenbrengt’ (2:5). Zacharia beschrijft hem als ‘de nietswaardige herder’ waarover Gods ‘wee’ is uitgesproken en over wie Zijn oordeel komen zal (11:17).
Niet alleen in het Oude Testament komen we deze beangstigende figuur tegen. Onze Here zelf sprak over hem als een ander die ‘in zijn eigen naam’ zou komen en door Israël zou worden aangenomen (Joh. 5:43). De apostel Paulus beschrijft hem uitgebreid in 2 Thessalonicenzen 2 als ‘de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs’, wiens komst zal zijn ‘naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen’. De apostel Johannes noemt hem bij name en zegt dat hij zowel de Vader als de Zoon zal loochenen (1 Joh. 2:22). En in Openbaring, het laatste boek in de Bijbel, komen al deze profetische lijnen samen in de verschijning van ‘het beest’ dat uiteindelijk samen met de valse profeet in de poel van vuur gegooid zal worden, waarin de duivel zelf hem duizend jaar later zal vergezellen, om voor altijd en eeuwig gepijnigd te worden in dat vuur dat God daar speciaal voor bereid heeft.
De verschijning van de antichrist is een vreselijk, maar gewichtig onderwerp, en in het verleden hebben veel goedbedoelende schrijvers veel van de verschrikking en het gewicht van deze komende gebeurtenis weggenomen, door enkelen van de antichristen die al in verschillende perioden op het toneel van de geschiedenis zijn verschenen, te verwarren met dat geheimzinnige wezen dat alle zonen van Belial ver zal overstijgen: niemand minder dan Satans imitatie en bestrijder van de Christus Gods, die oneindig verhoogd is boven alle zonen van God. De satan heeft er belang bij om de wereld onwetend te houden over de komende supermens, en het laat geen twijfel dat hij niet alleen verantwoordelijk is voor de algemene verwaarlozing van de studie van dit onderwerp, maar ook voor de tegenstrijdige theorieën van degenen die erover spreken en schrijven.
Er zijn drie belangrijke stromingen onder de uitleggers van de profetieën die betrekking hebben op de antichrist.
De eerste past de profetieën toe op personen uit het verleden, op mannen die al vele eeuwen in hun graf liggen. De tweede past de profetieën toe op het heden, en ziet hun vervulling in het pausdom dat nog steeds bestaat. De derde past ze toe op de toekomst en verwacht dat ze vervuld worden in de komst van een verschrikkelijk wezen dat nog moet verschijnen. Hoe verschillend deze visies ook zijn, ik ben ervan overtuigd dat er in alle drie een element van waarheid zit. Veel profetieën, zo niet de grote meerderheid daarvan - niet alleen profetieën over de antichrist, maar ook profetieën over andere belangrijke gebeurtenissen - hebben tenminste een tweevoudige en soms drievoudige vervulling. Zij hebben een plaatselijke en directe vervulling; een voortdurende, geleidelijke vervulling; en een definitieve, volledige vervulling.
In het tweede hoofdstuk van zijn eerste brief zegt de apostel Johannes: ‘Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is’ (v. 18). De bevestiging van de apostel Paulus dat het ‘geheimenis der wetteloosheid’ tijdens zijn leven ‘reeds in werking’ was, komt daarmee nauw overeen (2 Thess. 2:7). We hoeven daar niet verbaasd over te zijn, want al eeuwen voor de apostelen verkondigde een wijs man: ‘Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon’ (Pred. 1:9). Elke keer wanneer de geschiedenis een nieuwe cyclus heeft voltooid, zijn we weer een stapje dichter bij het doel en de voleinding van de geschiedenis gekomen. Er waren toen en er zijn nu vele antichristen in de wereld, maar zij zijn slechts typen en voorafschaduwingen van degene die nog komen moet. Het is echter heel belangrijk dat we onderscheid maken tussen een antichrist en de antichrist. Er zijn, zoals ik al eerder heb gezegd, al vele antichristen geweest, maar de antichrist moet nog komen.
De uitleggers die zich op het verleden richten, wijzen Antiochus Epiphanes aan als de man die de profetieën over de antichrist vervulde. Vanaf de dagen van Josephus (zie zijn Oudheden) had deze visie vurige verdedigers. Zij verwijzen naar de titel die hij aannam (Epiphanes wat ‘de vermaarde’ betekent); naar zijn verzet tegen de aanbidding van God; naar zijn opmerkelijke militaire successen; naar zijn diplomatische intriges; naar zijn verontreiniging van de tempel; naar hoe hij een varken offerde in het heilige der heiligen; naar hoe hij een afgodsbeeld oprichtte en naar de wreedheid waarmee hij de Joden behandelde. Maar er zijn veel sluitende bewijzen die aantonen dat Antiochus Epiphanes onmogelijk de antichrist kon zijn, hoewel hij absoluut in meerdere opzichten een treffend type van hem was, in die zin dat hij veel dingen deed die dit toekomstige monster ook zal doen. Ik hoef er alleen maar op te wijzen dat Antiochus Epiphanes al meer dan honderd jaar in zijn graf lag toen Paulus zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen schreef.
Een andere opvallende figuur die er wordt uitgepikt door mensen die geloven dat de antichrist al is verschenen en zijn loopbaan heeft beëindigd, is Nero. En toegegeven, ook hier zijn weer veel opvallende gelijkenissen tussen type en antitype. Wat betreft zijn bewind als keizer der Romeinen, zijn vreselijke goddeloosheid, zijn grote eigenliefde, zijn bloeddorstige aard en zijn meedogenloze en wrede vervolging van het volk van God ontdekken we veel kenmerken die karakteristiek zullen zijn voor de antichrist. Maar opnieuw zal duidelijk worden dat deze beruchte man, Nero, slechts een voorafschaduwing was van degene die hem in satanische boosaardigheid ver zal overtreffen. Het sluitende bewijs dat Nero niet de antichrist was, is het feit dat hij in zijn graf lag voordat Johannes het dertiende hoofdstuk van de Openbaring schreef.
De tweede groep uitleggers, waar eerder naar verwezen werd, past de profetieën over de antichrist toe op het pausdom en ziet in de opeenvolgende pausen de gelijkenis van de mens der wetteloosheid. Zij wijst op de haat van Rome tegen het evangelie van Gods genade, op haar vermenging van politieke en kerkelijke macht, op haar arrogante claims en tirannieke banvloeken tegen allen die haar claims durven te weerspreken, op haar listigheid, haar intriges, haar verbroken beloften, en niet in de laatste plaats op de onuitsprekelijke martelpraktijken die zij gebruikte om haar tegenstanders te doden. Zij herinnert ons eraan hoe de paus op onrechtmatige wijze zich de positie en rechten van de Zoon van God heeft toegeëigend; en zijn arrogantie, zijn goddeloosheid, zijn aanspraak op onfeilbaarheid en het recht op aanbidding: al deze dingen komen precies overeen met hetgeen geprofeteerd wordt over de komende zoon des verderfs. Het rooms-katholicisme is inderdaad antichristelijk, maar zelfs dit monsterlijke en kwaadaardige systeem valt in het niet bij het systeem waarvan het beest het hoofd zal zijn. We zullen in een apart hoofdstuk het pausdom zorgvuldig vergelijken met de profetieën die het karakter en de loopbaan van de antichrist beschrijven.
De derde groep uitleggers gelooft dat de profetieën die op de wetteloze van toepassing zijn nog niet vervuld zijn, en dat dit ook niet kan totdat de huidige ‘dag des heils’ zijn beloop heeft gehad. De Heilige Geest, wiens aanwezigheid op aarde de volle uitwerking van het geheimenis der wetteloosheid nu nog tegenhoudt, moet het toneel verlaten voordat Satan zijn meesterwerk van misleiding en rebellie tegen God naar voren kan schuiven. Er zijn genoeg teksten die duidelijk maken dat de openbaring van de antichrist nog in de toekomst ligt, en deze zullen we later in deze studie tegenkomen. Op dit moment wil ik mijn lezers slechts op het hart drukken dat dit onderwerp zeer belangrijk en actueel is.
Naast het feit dat de studie van de antichrist interessant is voor wie van sensatie houdt, is het van cruciaal belang voor een juist verstaan van dispensationele waarheden. Het juist verstaan van de profetieën over de mens der zonde is absoluut noodzakelijk om de vele profetieën over hem goed te kunnen bestuderen. We kunnen dit met een voorbeeld verduidelijken. Als u 2 Thessalonicenzen 2 opslaat, leest u dat de heiligen in Thessaloniki op de komst van Gods Zoon uit de hemel hadden gewacht, omdat ze hadden geleerd dat ze eerst met Hem verenigd zouden worden voordat God Zijn oordelen over de aarde zendt, oordelen die samen de ‘dag des Heren’ vormen. Maar zij stonden op het punt om hun geloof en hoop kwijt te raken, omdat bepaalde mensen hun hadden wijsgemaakt dat ‘die dag’ al aangebroken was en dus waren zij teleurgesteld in hun verwachting te worden opgenomen om de Here te ontmoeten in de lucht. Om de onrust bij deze gelovigen weg te nemen en de dwalingen van hen die deze onrust hadden veroorzaakt te ontkrachten, schreef de apostel onder de aandrang van de Heilige Geest zijn tweede brief aan de gemeente der Thessalonicenzen.
‘Maar wij verzoeken u, broeders, met betrekking tot de komst van [onze] Here Jezus Christus en onze vereniging met Hem, dat gij niet spoedig uw bezinning verliest of in onrust verkeert, hetzij door een geestesuiting, hetzij door een prediking, hetzij door een brief, die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag des Heren (reeds) aanbrak. Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is. Herinnert gij u niet, dat ik, toen ik nog bij u was, u dit meermalen gezegd heb? En gij weet thans wel, wat hem weerhoudt, totdat hij zich openbaart op zijn tijd. Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt, verwijderd is. Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here Jezus doden door de adem Zijns monds en machteloos maken door Zijn verschijning, als Hij komt. Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid’ (2 Thess. 2:1-12).
Ik heb deze passage onverkort weergegeven om aan te tonen dat de dag des Heren pas na de opname kan aanbreken (v. 1), na de afval (v. 3) en na de openbaring van de mens der wetteloosheid (v. 3), wiens karakter en loopbaan hier kort maar treffend wordt weergegeven. De antichrist zal zijn loopbaan van ongeëvenaarde boosheid en verdorvenheid pas beginnen nadat alle christenen opgenomen zijn, want onder hem, hun leider, zullen alle goddeloze legermachten zich verzamelen om hun ondergang tegemoet te gaan door een kort maar krachtig eindoordeel van God. Is die wetteloze dan al geopenbaard? Of moeten we nog steeds zeggen, net als de apostel in zijn tijd, dat het geheimenis der wetteloosheid wel in werking is, maar dat er nog iets is dat hem ‘weerhoudt’ (tegenhoudt), zodat hij pas geopenbaard zal worden als het ‘zijn tijd’ is? Het cruciale belang van het antwoord op deze vragen, wordt duidelijk als we deze beschrijving van de antichrist in 2 Thessalonicenzen 1 verbinden met andere profetieën die heel precies aangeven hoe lang zijn loopbaan duurt. Ik zeg dit omdat de meeste profetieën die nog onvervuld zijn in vervulling zullen gaan wanneer de antichrist de sleutelfiguur op aarde zal zijn. Daarnaast zal de vernietiging van de antichrist en zijn legermachten de grote ontknoping zijn van de eeuwenlange strijd tussen de slang en het Zaad van de vrouw, als de Here Jezus terugkomt om Zijn Koninkrijk te vestigen.
De visie die de protestanten sinds de Reformatie aanhangen, is echter dat veel voorzeggingen over de antichrist een beschrijving zijn van de opkomst, groei en ondergang van het pausdom. Deze misvatting heeft weer tot andere dwalingen geleid, en werd zo een oorzaak van de wijde verspreiding van deze profetische visie binnen het christendom. Toen de voorzeggingen over de mens der wetteloosheid allegorisch werden uitgelegd, moest men dat omwille van de consistentie ook doen met alle verwante voorzeggingen, vooral die over zijn ondergang, en over het Koninkrijk dat gevestigd zal worden wanneer er een einde komt aan zijn heerschappij. Toen de periode van zijn voorzegde loopbaan gekoppeld werd aan het hele tijdperk van het paapse systeem, moesten de voorzeggingen van de verwante gebeurtenissen toegepast worden op de Europese geschiedenis vanaf het moment dat de bisschop van Rome als het hoofd van alle westerse kerken werd erkend.
De fout van Luther en zijn tijdgenoten om de profetieën over de antichrist op Rome toe te passen, is volgens mij de oorzaak van het hele huidige systeem van het postchiliasme. De hervormers dachten dat het pausdom de genadeklap gekregen had, en ook al bleef het in een minder krachtige vorm voortbestaan, toch waren de protestanten van de zestiende eeuw ervan overtuigd dat het nooit weer zou herstellen. Omdat ze dachten dat het lot van de roomse hiërarchie bezegeld was, dat het rijk van Satan op zijn grondvesten schudde en dat zij na een korte overgangsperiode getuige zouden zijn van de complete vernietiging van zijn rijk, grepen zij direct terug op de profetieën over de oprichting van het Koninkrijk van Christus meteen na de vernietiging van de antichrist en pasten die toe op het protestantisme.
Het klopt dat sommige profetieën niet goed aansloten op de omstandigheden, maar het menselijk vernuft vond al gauw een manier om die moeilijkheden te omzeilen. Hun probleem was dat volgens die profetieën het Koninkrijk van Christus direct na de omverwerping en vernietiging van het koninkrijk van Satan zou plaatsvinden; en ze omzeilden dat door te verwijzen naar de analogie van de omverwerping van het koninkrijk van Satan, want als dat een langdurig proces was dat tijd nodig had voordat het helemaal voltrokken was, waarom zou dat dan ook niet kunnen bij dat andere proces? Als de snel afnemende kracht van het rooms-katholicisme afdoende was om haar uiteindelijke vernietiging te garanderen, waarom zou de voortgang van de Reformatie dan geen voorteken kunnen zijn van de uiteindelijke verovering van de wereld voor Christus? Als - zoals de hervormers blijkbaar zeker wisten - het pausdom de ‘mens der zonde’ was en de St. Pieter de ‘tempel’ waarin hij zich onwederrechtelijk de plaats en de voorrechten van Christus had toegeëigend, dan moeten - na het aannemen van deze hypothese - alle andere conclusies die met hun visie op de profetieën samenhangen logischerwijs ook daarop voortborduren. Eerst moest de hypothese bevestigd worden, en zodra hun theorie een vaste overtuiging werd, was het niet zo moeilijk om bijbelteksten te vinden die hun visie leken te bevestigen. Het belangrijkste obstakel dat zij nog uit de weg moesten ruimen betrof de profetieën die de laatste fase van de loopbaan van de antichrist beperken tot 42 maanden of 1260 dagen. Dit deden ze met behulp van de ‘jaar-dag’ theorie, die elk van de 1260 dagen ziet als ‘profetische dagen’, dat wil zeggen: als 1260 jaren. En zo kwamen ze aan de tijd waarmee ze de langdurige geschiedenis van het rooms-katholicisme konden verklaren.
Zonder verder in details te treden is het meteen duidelijk dat - als bewezen kan worden dat deze allegorische interpretatie van de profetieën over de antichrist onjuist is - de postchiliastische en ‘historische’ theorieën in elkaar zakken en dat duizenden dikke uitlegkundige boeken over profetie die de afgelopen driehonderdvijftig jaar zijn uitgegeven terzijde geschoven kunnen worden als vernuftige maar ongefundeerde speculaties. Dit is op zich al genoeg om het belang van deze studie aan te tonen.
Niet alleen wordt het belang van het onderwerp duidelijk door de prominente plaats die het krijgt in het Woord van God, en niet alleen wordt de waarde ervan bevestigd door het feit dat een juist inzicht in de antichrist als persoon een van de belangrijkste sleutels is tot de juiste interpretatie van veel profetieën die nog vervuld moeten worden, maar ook de actualiteit van deze studie wordt onthuld, en wel door het feit dat de Heilige Geest de openbaring (verschijning) van de antichrist aan de ‘grote afval’ heeft verbonden: ‘Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs’ (2 Thess. 2:3). Deze twee zaken zijn hier met elkaar verbonden, en als kan worden aangetoond dat de afval reeds vergevorderd is, kunnen we er zeker van zijn dat de openbaring van de mens der wetteloosheid niet meer lang op zich zal laten wachten.
Het is niet nodig om hier lang over uit te weiden of enkele van de vele bewijzen te noemen die aantonen dat de afval reeds vergevorderd is. Bij de meesten van mijn lezers heeft God de ogen al geopend voor de Christusonterende toestanden die bijna overal voorkomen. Het is al genoeg als we zijdelings het verzamelen en bundelen van het ‘onkruid’ noemen, dat ook vandaag de dag al voor onze ogen plaatsvindt; de snelle verspreiding van het spiritisme met zijn ‘dwaalgeesten en leringen van boze geesten’, en het veelzeggende en ernstige feit dat duizenden van hen die hierin verstrikt zijn geraakt, mensen zijn die hun eerdere formele geloofsbelijdenis hebben opgegeven (1 Tim. 4:1); zij hebben nog steeds de ‘schijn van godvrucht’, maar de meesten hebben helaas(!) ‘de kracht daarvan verloochend’; de alarmerende groei van het rooms-katholicisme in dit land (Engeland) en de onverschilligheid hierover bij de meesten van hen die de naam van Christus dragen; het verwerpen van veel cruciale leerstellingen van het geloof dat voor eens en voor altijd aan de heiligen is overgeleverd, wat nu gepredikt wordt vanaf vele kansels in alle denominaties; de ‘spot’ die allen die de spoedige wederkomst van de Here Jezus verkondigen steeds weer het hoofd moeten bieden; de ‘geest van Laodicea’ die het hele christendom nu kenmerkt en waarvan slechts weinigen, of vrijwel niemand van Gods volk helemaal vrij is - deze en vele andere bewijzen die genoemd zouden kunnen worden, overtuigen ons ervan dat de tijd zeer nabij moet zijn dat de goddelijke hinderaar weggenomen zal worden en de satan zijn zoon naar voren schuift om de laatste opstand tegen God te leiden, voordat de Here Jezus terugkeert naar deze aarde en Zijn Koninkrijk opricht. Dit alles toont de noodzaak aan om biddend te onderzoeken wat God heeft geopenbaard over deze dingen ‘die spoedig moeten geschieden’. Het feit alleen dat de tijd wanneer Satans meesterwerk zal verschijnen snel dichterbij komt, is aanvullend bewijs van het belang en de actualiteit van onze huidige studie.
De praktische waarde van deze inleidende overwegingen zou direct duidelijk moeten zijn. Wat ik schreef met betrekking tot deze incarnatie van Satan die binnenkort zal verschijnen, komt niet voort uit de fantasie van een gestoorde geest, maar is het onderwerp van goddelijke openbaring. De waarschuwing dat de verschijning van de antichrist aanstaande is, komt niet voort uit de angsten van een paniekzaaier, maar is nodig vanwege de tekenen der tijden, die in het licht van de Schrift van grote betekenis zijn voor allen wier zintuigen geoefend zijn in het onderscheiden van goed en kwaad. De vele bewijzen dat de openbaring van de mens der zonde een gebeurtenis in de nabije toekomst is, zijn tegelijkertijd evenveel oproepen aan Gods kinderen om klaar te zijn voor de terugkeer van de Heiland, want voordat de zoon des verderfs geopenbaard kan worden moet eerst de Here zelf uit de hemel neerdalen en Zijn eigen met bloed gekochte volk uit deze omstandigheden weghalen en tot Zich nemen in de lucht.
Daarom betaamt het ons allen om onze ‘roeping en verkiezing vast te maken’ en acht slaan op die dringende waarschuwing van de Heiland: ‘Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen’ (Luc. 12:35-36).